Minister Schouten: Jagers zijn goed opgeleide en professionele vrijwilligers
Minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid beantwoordde op 7 april Kamervragen van Eerste Kamerlid Christine Teunissen (PvdD) over beheer van wilde zwijnen tijdens de avondklok. Zij had vragen gesteld over de noodzaak van het beheer van wilde zwijnen en de onderbouwing van de uitzondering voor jagers op de avondklok. Minister Schouten geeft aan dat afschot zorgvuldig wordt onderbouwt in faunabeheerplannen van de provincies en dat afschot tegenwoordig met name wordt gerealiseerd tijdens de avond- en nachturen.
Teunissen vraagt zich af waarom jagers een uitzondering krijgen op de avondklok voor ‘noodzakelijke beroepsmatige werkzaamheden’. Minister Schouten zegt daarover: ‘Jagers zijn goed opgeleide en professionele vrijwilligers die uitvoering geven aan het beleid van de provincies. Populatiebeheer vindt plaats op basis van faunabeheerplannen. Deze plannen worden opgesteld door faunabeheereenheden en goedgekeurd door provincies. Deze plannen moeten voldoen aan de eisen die gesteld worden op grond van de Wet Natuurbescherming. Het werk dat deze jagers uitvoeren is daarom geen hobbymatige activiteit.’
Beheer noodzakelijk om Afrikaanse varkenspest te voorkomen
Omdat wilde zwijnen met name in de avond- en nachturen actief zijn, vindt het merendeel van het afschot ook tijdens deze uren plaats. Dat is al jaren zo, maar jagers zien ook dat door verstoring tijdens Corona het wild nóg minder zichtbaar wordt overdag. Bij het instellen van de avondklok besloot het kabinet dat beheer van wilde zwijnen door moest gaan, met name om de kans op een uitbraak van Afrikaanse varkenspest te voorkomen.
Teunisse is kritisch op afschot van gezonde dieren als er nog geen ziekte voorkomt. Afrikaanse Varkenspest vormt een groot risico voor de natuur, toerisme en de veehouderij in Nederland. Door de recente uitbraak in Oost-Duitsland komt de ziekte steeds dichterbij. Minister Schouten onderbouwt duidelijk dat een uitbraak voorkomen kan worden door populaties van wilde zwijnen te verkleinen. Dit wordt ook aanbevolen door experts van de Europese Unie en in Nederland is dit uitgewerkt in de ‘Roadmap Preventie introductie Afrikaanse varkenspest’.
Hieronder leest u de vragen en antwoorden:
Vraag 1
Waaruit maakt u op dat het nachtelijk jagen op zwijnen als hobbymatige activiteit kan worden aangemerkt als ‘noodzakelijke beroepsmatige werkzaamheden’? Kunt u in uw antwoord aangeven welk onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek leert dat nachtelijke bejaging van wilde zwijnen noodzakelijk zou zijn in relatie tot het terugdringen of voorkomen van besmettelijke dierziekten?
Antwoord
Beheer van wilde zwijnen is de verantwoordelijkheid van de provincies. Gedeputeerde Staten kunnen (categorieën van) personen aanwijzen en opdracht geven om de stand van bepaalde diersoorten, in dit geval wilde zwijnen, te beperken. Jagers zijn goed opgeleide en professionele vrijwilligers die uitvoering geven aan het beleid van de provincies. Populatiebeheer vindt plaats op basis van faunabeheerplannen. Deze plannen worden opgesteld door faunabeheereenheden en goedgekeurd door provincies. Deze plannen moeten voldoen aan de eisen die gesteld worden op grond van de Wet natuurbescherming. Het werk dat deze jagers uitvoeren is daarom geen hobbymatige activiteit.
Wilde zwijnen zijn in de meeste gebieden in Nederland door recreatie en andere menselijke activiteiten nachtactief. Effectief afschot is daarom eigenlijk alleen mogelijk in de avond en nacht.
Zowel de provincies als ik willen het belang benadrukken van het voortzetten van het beheer van wilde zwijnen om de aantallen te reduceren en zodoende de kans van introductie van Afrikaanse varkenspest (AVP) zo klein mogelijk te maken (zie hiervoor ook de Roadmap Preventie introductie Afrikaanse varkenspest (1)). Ook het afhandelen van door een aanrijding gewond geraakt wild (valwild) wordt als een noodzakelijkheid gezien. Het beheren van wilde zwijnen beschouw ik dan ook als een noodzakelijke werkzaamheid.
Vraag 2
Kunt u aangeven in welke zin hobbymatige activiteiten door u worden aangemerkt als noodzakelijke beroepsmatige activiteiten en welke jurisprudentie daaraan ten grondslag ligt?
Antwoord
Zoals ik in het antwoord op vraag 1 aangeef zie ik het beheer van wilde zwijnen als een noodzakelijke werkzaamheid. Jagers zijn goed opgeleide en professionele vrijwilligers die uitvoering geven aan het beleid van de provincies. Het werk dat deze jagers uitvoeren maakt deel uit van de faunabeheerplannen en is daarom geen hobbymatige activiteit.
De avondklok is inmiddels, op grond van artikel 58j, eerste lid, onder f, van de Wet publieke gezondheid, geregeld in § 6.9 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. Artikel 6.17 van die regeling kent uitzonderingen onder meer voor beroepsmatige werkzaamheden. Die uitzondering is van toepassing op deze situatie, mits de jager in het bezit is van een werkgeversverklaring (waaruit blijkt dat zijn werkzaamheden bestaan uit het uitvoeren van faunabeheer, en dat hij daarom buiten moet zijn tijdens de uren van de avondklok) en van een eigen verklaring (waaruit blijkt dat hij in de opgegeven periode gedurende de avondklok buiten moet zijn vanwege zijn werkzaamheden). Als die werkzaamheden niet in loondienst worden verricht, dan volgt uit artikel 6.18, tweede lid, van genoemde regeling dat de jager zelf de werkgeversverklaring moet invullen.
Vraag 3
Gelet op het feit dat er geen aanwijzingen zijn dat zwijnen in Nederland besmet zouden zijn met ziekten als Aujeszky of AVP, kunt u aangeven waar dan de noodzaak tot bestrijding van gezonde zwijnen door gelegitimeerd wordt?
Antwoord
De kans op insleep van het virus dat AVP veroorzaakt is klein maar niet verwaarloosbaar. De ziekte heeft zich de afgelopen jaren in de Europese Unie uitgebreid. Als laatste in de rij besmette lidstaten tot nu toe staat Duitsland waar in 2020 wilde zwijnen besmet zijn geraakt. De besmette wilde zwijnenpopulaties en ook de besmettingen bij gehouden varkens in sommige lidstaten vormen een voortdurend risico voor verdere verspreiding.
Deskundigen van de European Food Safety Authority (EFSA) en van de deskundigengroep dierziekten die in Nederland is aangesteld hebben aangegeven dat het verlagen van aantallen wilde zwijnen de kans op insleep verkleint. Het gaat hierbij om preventie van besmetting van zwijnen en niet om bestrijding van de ziekte. Minder zwijnen leidt tot een lagere kans dat zwijnen in contact komen met achtergelaten voedselresten afkomstig van besmette varkens. In het EFSArapport van juni 2018 (2) staat dat reductie en stabilisatie van de dichtheid bijdraagt aan een verminderde kans op blootstelling en daarmee introductie van AVP. Ook reduceert dit de inspanningen die moeten worden gedaan mocht een infectie zich toch voordoen. De Food and Agriculture Organisation FAO geeft vergelijkbare adviezen (bijvoorbeeld zie (3)). De Europese Commissie adviseert lidstaten conform het EFSA rapport en heeft in haar strategie opgenomen dat reductie van wilde zwijnen een van de maatregelen is om de kans op verspreiding te verkleinen (SANTE/7113/2015 (4)). De deskundigengroep dierziekten heeft zich in woorden van gelijke strekking uitgelaten in het advies dat deze groep heeft gegeven in september 2018. Mede op al die adviezen en inzichten is mijn beleid om de kans op insleep zo klein mogelijk te maken gebaseerd.
Als er eenmaal AVP in de Nederlandse wilde zwijnenpopulaties is aangetroffen, zullen we allereerst rust betrachten in het besmette gebied om de situatie in kaart te brengen. Ook dat is conform adviezen van de deskundigengroep dierziekten, EFSA en van de Europese Commissie. Het beheer in een besmet gebied zal dan tijdelijk worden opgeschort.
Uit het verloop van de epidemie in andere lidstaten is gebleken dat de ziekte niet vanzelf uit de populatie zwijnen verdwijnt. De ziekte is slechts uit te roeien met drastische maatregelen, waaronder afgrenzen van het gebied, het verwijderen van kadavers en het afschot van zwijnen. Dit is ook het advies van de Europese Commissie en is mede gebaseerd op de ervaringen in Tsjechië en België. Ook in deze volg ik deze adviezen. In het plan van aanpak AVP1 (2018) staat in grote lijnen dit beleid beschreven.
Vraag 4
Kent u de uitspraak van prof. dr. Sven Herzog die aangeeft dat de verspreiding van genoemde besmettelijke ziekten vooral plaatsvindt via ver transport en de intensieve veeteelt, niet door wilde zwijnen? Kunt u aangeven in hoeverre u deze opvatting deelt en wanneer dat niet zo is, op basis van welke wetenschappelijke inzichten u de mening van Herzog afwijst? (5)
Antwoord
Ja, ik ken deze uitspraak. Ik deel die mening ten dele. Het verspreiden van de ziekte over grote afstand vindt plaats door menselijk handelen, die uitspraak onderschrijf ik. Dit betreft dan vaak het achterlaten van producten van besmette varkens waardoor wilde zwijnen besmet raken of doordat gehouden varkens in contact komen met deze producten. Besmette wilde zwijnen spelen wel een rol in de lokale verspreiding, zowel door verspreiding tussen zwijnen als voor besmettingen van gehouden varkens.
In veel besmette lidstaten zijn het vaak de kleinere bedrijven die besmet zijn geraakt, omdat daar de hygiënemaatregelen niet goed worden geïmplementeerd en omdat er gemakkelijker contact is tussen de varkens en besmette wilde zwijnen. Op grotere, professionele houderijen worden de bioveiligheidsmaatregelen vaak wel en strikter toegepast. Het is dus zeker niet zo dat de relatie tussen intensieve houderij en kans op besmetting eenduidig is.
De ziekte in wilde zwijnen laat zich moeilijk bestrijden en migratie van wilde zwijnen, contact met gehouden varkens en het achterlaten van producten van besmette zwijnen verhogen de kans op verdere verspreiding. De wilde zwijnen vormen nu een reservoir waaruit de gehouden varkens kunnen worden besmet.
De grootste kans dat het virus wordt binnengebracht is via menselijk handelen door bijvoorbeeld het achterlaten van varkensproducten van besmette varkens in de natuur wat kan leiden tot besmetting bij wilde zwijnen maar ook bij varkens. Professionele varkenshouders, chauffeurs van veewagens en andere professionals uit de verschillende sectoren kennen de risico’s en nemen hun verantwoordelijkheid door het toepassen van goede bioveiligheidsmaatregelen. Met voorlichting en geregeld contact met provincies, terreinbeherende organisaties en diverse andere belanghebbenden uit de sector zetten we ons in om de kans op insleep verder te verkleinen.
Vraag 5
Kent u het pleidooi van de epidemioloog prof. Dr. Klaus Depner die voorstander is van een totaalverbod op de everzwijnjacht bij uitbraken van Afrikaanse varkenspest omdat de jacht zorgt voor de hogere mobiliteit onder de zwijnen waardoor ze gemakkelijker in contact komen met landbouwdieren. Hij roept daarom op tot’ rust in het bos’ . Deelt u zijn opvatting, zo nee, waarom niet? (6)
Antwoord
Ja, ik ken dit pleidooi. Depner doelt hierbij op het stoppen van de jacht bij een uitbraak. In de Europese Unie onderschrijven de lidstaten de lijn om in een besmette regio in eerste instantie niet te jagen, om de wilde zwijnen niet op te jagen om zo verspreiding door migratie te minimaliseren. Dit heeft de Europese Commissie ook in haar strategie (SANTE/7113/2015) zo verwoord. Die stelling van Depner onderschrijf ik en is ook mijn aanpak bij een initiële besmetting in wilde zwijnen. Dit geeft de overheid de tijd de situatie in kaart te brengen, maatregelen te nemen om migratie te voorkomen en te komen tot een adequaat bestrijdingsplan.
Na het instellen van het besmette gebied en als er meer inzicht is in de epidemiologische situatie zullen extra maatregelen worden genomen om de ziekte te bestrijden en het virus uit te roeien. In het plan van aanpak1 heb ik beschreven hoe ik dit wil uitvoeren. Samengevat betekent dit dat in een besmet gebied migratie van besmette wilde zwijnen zo veel mogelijk wordt voorkomen door het
plaatsen van hekken om het gebied en karkassen worden verwijderd. Daarnaast zal op gepaste wijze afschot worden gerealiseerd. In Tsjechië en België zijn met deze aanpak goede resultaten geboekt met de bestrijding van AVP bij wilde zwijnen en is de ziekte niet verspreid buiten het gebied. Beide landen zijn nu vrij van AVP.
Vraag 6
Bent u bereid het jagen in besmette lidstaten van de EU door Nederlandse jagers te verbieden? Zo nee, waarom niet en welke reden tot zelfregulering heeft u? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Antwoord
Het is aan de jagers zelf om te bepalen of zij gaan jagen in andere landen. Binnen de EU geldt het recht van vrij verkeer van personen en diensten en van vrije vestiging van personen (Verdrag betreffende de werking van de Unie (VWEU)). Wij kunnen dergelijke activiteiten wettelijk niet verbieden. Het is aan de betreffende lidstaten om daarover regels op te stellen. In de besmette gebieden in besmette lidstaten gelden strenge maatregelen, die door de Europese Commissie en de lidstaten zijn opgesteld.
Het is aan alle betrokken partijen om vanuit hun eigen rol en verantwoordelijkheid passende preventieve maatregelen te nemen. De Jagersvereniging maakt hier ook onderdeel van uit en informeert haar leden actief over de risico’s van het jagen in besmette landen en ontraadt het jagen in besmette regio’s. Daarbij wijzen ze op het belang van het nemen van hygiënemaatregelen.
Vraag 7
Indien de regeling avondklok (art 5.2) rekening houdt met noodzakelijke beroepsmatige werkzaamheden die zelfstandige is of een persoon zonder werkgever, op welke wijze wordt dan gelegitimeerd dat hobbymatige activiteiten, waarvan de noodzaak niet door onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek is vastgesteld, eveneens onder die regeling zouden kunnen vallen? Wilt u specifiek zijn in uw beantwoording, mede op basis van jurisprudentie?
Antwoord
Bij het beheer van wilde zwijnen ter voorkoming van introductie van AVP is geen sprake van hobbymatige activiteiten. Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoorden op de vragen 1 en 2. Hobbymatige activiteiten vallen niet onder de uitzondering van de avondklok, bedoeld in de artikelen 6.16 en 6.17 van de Tijdelijke regeling maatregelen COVID-19.
Vraag 8
Indien wildbeheer in uw optiek noodzakelijk is, kunt u dan aangeven waarom deze door u als noodzakelijk aangemerkte activiteiten door hobbyisten worden uitgevoerd zonder betaling of beroepscode? Kunt u aangeven in hoeverre deze situatie overeenkomt is met de Europese regels op basis van de uitspraak van het Europese Hof van Justitie ten aanzien van vrijwillige brandweerlieden?
Antwoord
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb toegelicht zijn deze jagers geen ‘hobbyisten’, maar goed opgeleide en professionele vrijwilligers. Elke jager heeft wettelijk verplichte theorie- en praktijkexamens afgelegd en werkt volgens in het Faunabeheerplan en de ontheffingen vastgelegde regels, alsmede volgens de weidelijkheidsregels, die te beschouwen zijn als zelfregulering van de jagers.
Daarnaast voeren die jagers het beheer uit onder de coördinatie van de FBE en is ook hier geen sprake vrijblijvendheid. Ik verwijs hiervoor ook naar mijn antwoorden op de vragen 1 en 2. Het door u aangehaalde arrest van het EU-Hof van 21 februari 2018 in de zaak C518/15 (Matzak-arrest) inzake verduidelijking van EUR richtlijn 2003/88 betreffende de arbeidstijd, speelt geen enkele rol bij de toepassing van de uitzondering op grond van artikel 6.16 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 voor brandweermedewerkers. Het is daarmee mijns inziens ook niet relevant voor de uitzondering voor jagers ten behoeve van populatiebeheer om verspreiding van AVP te voorkomen.
Vraag 9
Is er onderzoek gedaan naar de mogelijkheid dat leeggevallen territoria van gezonde Nederlandse zwijnen kunnen worden ingenomen door besmette zwijnen vanuit Duitsland of België? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u die onderzoeken met de Kamer delen?
Antwoord
De kans dat AVP via migrerende wilde zwijnen naar Nederland wordt verspreid is nu klein. Wilde zwijnen leven in leefgebieden en trekken binnen die leefgebieden rond, afschot zorgt voor een lagere dichtheid en niet voor een hogere. Ook in Duitsland worden veel wilde zwijnen geschoten, ook daar nemen dichtheden af. Op korte afstand kunnen migrerende besmette zwijnen een rol spelen bij de verspreiding. De afstand naar de besmette populaties in het oosten van Duitsland is echter groot. Er is geen verhoogd risico door afschot, wel een verlaagd risico van insleep, vanwege lagere aantallen zwijnen. In België zijn nu geen besmettingen met AVP.
Er is onderzoek gedaan naar migratiepatronen van wilden zwijnen, specifiek onderzoek naar deze mogelijkheden voor Nederland zijn mij niet bekend.
Vraag 10
Gegeven het feit dat in besmette gebieden in getroffen lidstaten strenge maatregelen gelden om verspreiding van ziekten te voorkomen, is er bij u onvoldoende vertrouwen in de maatregelen die door andere lidstaten getroffen worden? Zo nee, waarom neemt u dan toch preventieve maatregelen in niet-besmet gebied?
Antwoord
Ik heb vertrouwen in de aanpak van andere lidstaten. Echter de ziekte bestrijden in grote wilde zwijnenpopulatie is niet eenvoudig en ik verwacht niet dat de ziekte in wilde zwijnen in de EU zal worden uitgeroeid. Dat betekent dat we de komende jaren nog geregeld te maken hebben met besmettingen, vooral bij wilde zwijnen. Daarmee bestaat een continue kans van verspreiding door menselijk handelen, onder andere naar de wilde zwijnenpopulaties in Nederland. Het is nooit volledig te voorkomen dat mensen varkensproducten achter laten in de natuur waardoor er een besmetting van een wild zwijn plaatsvindt. Daarom hebben we de afspraak gemaakt de populaties wilde zwijnen in Nederland buiten de aangewezen leefgebieden te verkleinen om die kans verder te reduceren. Met een gebiedsgerichte aanpak willen we dit realiseren. Dit werk voeren we ook uit in het kader van de Roadmap Preventie introductie Afrikaanse varkenspest (1).
Vraag 11
Is met u overleg geweest met ambtgenoten in besmette lidstaten over maatregelen om bestrijding van dierziekten bij zwijnen te voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid gespreksverslagen van dergelijke overleggen met de Kamer te delen?
Antwoord
Er is geregeld overleg over de situatie in andere lidstaten, onder andere met mijn ambtgenoten bij de Landbouw- en Visserijraad. Daarin worden de ontwikkelingen besproken en kennis en ervaringen gedeeld. Uw Kamer en de Tweede Kamer ontvangen maandelijks de Geannoteerde Agenda van de Landbouw- en Visserijraad voorafgaand aan die Raad en een Verslag van de Raad na afloop ervan. Deze zijn te vinden op uw website en op de site van de Tweede Kamer onder dossiernummer 21501-32 (7).
Vraag 12
Deelt u de mening dat ziekten als Aujeszky en AVP geen bedreiging vormen voor populaties van in het wild levende dieren, maar met name voor de belangen van de veehouderij? Op grond van welke wetgeving meent u dat het geoorloofd is in het wild levende dieren preventief te doden terwijl er geen sprake is van besmetting? Kunt u aangeven op welke wijze u in dat geval de wettelijk erkende intrinsieke waarde van in het wild levende dieren respecteert?
Antwoord
De genoemde ziektes kunnen veel sterfte bij (jonge) varkens veroorzaken en gepaard gaan met dierenleed en aantasting van het welzijn. AVP veroorzaakt ook bij wilde zwijnen ernstige verschijnselen en vaak sterfte. Dat is voor mij ook een reden om de kans op introductie van deze ziekte zo klein mogelijk te maken. Het is dus voor zowel de varkenshouderij als voor de wilde zwijnenpopulaties van belang de ziekte buiten de deur te houden.
Vraag 13
Bent u bereid deze vragen gelet op de urgentie binnen een week te beantwoorden?
Antwoord
Vanwege de benodigde afstemming is beantwoording binnen een week niet mogelijk geweest.
Lees de officiële Kamervragen op de website van de Tweede Kamer
Beantwoording Kamervragen over jacht op wilde zwijnen tijdens avondklok