06:22
19:04
Nachtmodus
Foto: René Verleg

Het ambacht van eendenkorvenvlechter Frits Groen

‘Een goede korf moet redelijk dicht zijn’, legt Frits Groen uit. In de achtertuin van zijn Rotterdamse nieuwbouwwoning is hij bezig met het vlechten van een eendenkorf die hij op een zelfgetimmerde plank heeft bevestigd. Zijn stevige handen dwingen de takken in de goede richting. ‘Ik bedoel, er moet een lange, smalle nek aan zitten, anders vliegen de eksters en kraaien naar binnen.’ *

Frits Groen bekijkt de korf goed en laat ’m van alle kanten even door zijn handen rollen. ‘Het is belangrijk dat het vlechtwerk voldoende lucht doorlaat, zoals bij een gewoon vogelnest. Het nestje zelf moet er ook in zitten. Maar dat is niet meer dan hooi of stro met een kuiltje erin, hoor.’ De geboren en getogen Rotterdammer zit al 35 jaar in het ‘vak’. Wekelijks vlecht hij zo’n tien korven. Ze worden overal geplaatst, van België tot Friesland. Maar ook in zijn favoriete polder, waar hij een eigen jachtveld heeft met een aantal partners.

‘Het werk is ontspannend en ik vind het fijn om iets te creëren van en voor de natuur.’ Groen kwam voor het eerst in aanraking met het ambacht toen hij als boswachter in de Rotterdamse parken werkte. ‘Ja, via een vriend die werkmeester was bij de sociale werkvoorziening. Hij had bij een boer tussen de koeien een eendenbroedkorf leren vlechten. Vervolgens leerde hij het mij weer’, vertelt Groen. ‘Mijn eerste korf vlocht ik van wilgentakken die de mensen van de werkvoorziening in het park snoeiden. Of ik de korf nog heb? Nee, maar ik weet nog heel goed dat hij er niet
uitzag.’


Routine

Tegenwoordig gaat Groen heel anders te werk. ‘Vlechten met takken van een willekeurige wilg doe ik al lang niet meer. Die zijn vaak niet geschikt. De tenen, zoals ze eigenlijk heten, zijn te dik of juist te dun, of ze hebben veel zijtakjes. Bij de speciaalzaak koop ik kant en klare bossen wilgentenen die voor de vlechterij zijn geteeld.’ En dat werkt een stuk efficiënter, want Groen heeft voor een eendenkorf ongeveer een uurtje nodig. ‘Dat was vroeger wel anders, toen deed ik er een halve dag over. Al had ik het vlechten wel vrij snel in de vingers. Dit ambacht is niet moeilijk, maar om beter en sneller te worden, moet je het vooral vaak doen. De routine is belangrijk.’ Er bestaat een Vereniging van vlechters, waar Groen ook lid van is. De circa 400 leden komen uit heel Europa. Ze verzamelen eens per jaar om een ledenvergadering te houden. Daar worden bijvoorbeeld ook nieuwe technieken gedemonstreerd. ‘Maar eerlijk gezegd vind ik dat niet zo interessant’, bekent Groen. ‘Ik kijk liever naar de manden in het tuincentrum om nieuwe ideeën op te doen. Dan denk ik: dat kan ik misschien ook.’

 

‘Het werk is ontspannend en ik vind het fijn om iets te creëren van en voor de natuur.’

Plaatsing

‘Idealiter worden de eendenkorven eind januari in de natuur geplaatst’, hij loopt langs de korven en manden die in zijn tuin staan uitgestald. ‘Dat doe ik op mijn eigen jachtveld natuurlijk zelf. Meestal met een jachtmaat, maar soms alleen. Of de korf snel in gebruik wordt genomen, hangt af van de omstandigheden. In mijn eigen gebied zitten de eenden er als het ware op te wachten, omdat ik ze er al jaren plaats. Op plekken waar dit niet met regelmaat gebeurt, kan het soms wel tot twee jaar duren.’ Het effect van zijn eigen werk controleert Groen altijd. ‘Natuurlijk wil ik weten of de korven echt worden bewoond. Ik rijd regelmatig naar de polder om even te kijken. En ik zie het snel hoor: als de donsveertjes door het vlechtwerk steken, weet ik genoeg.’

Tegen het einde van de zomer haalt Groen de korven weer weg. ‘Eenmaal thuis verwijder ik de nesten en maak ik ze goed schoon. Op die manier gaan de korven zeker drie jaar mee. Daarna begeeft het materiaal het; de wilgentenen drogen uit en de gaten vallen erin. Of reparatie dan nog zin heeft? Nee hoor. Dan maak ik liever gewoon een nieuwe.’

* Dit artikel verscheen in Buit 1, 2018. Buit is een uitgave van de Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging

  • Delen:

Gerelateerde items