06:45
18:46
Nachtmodus
Foto: Robert-Jan Asselbergs

Rode Lijst Zoogdiersoorten 2020 slecht onderbouwd

Minister Schouten (ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) publiceerde op 3 november de vernieuwde Nederlandse Rode Lijst Zoogdiersoorten. Zij baseert zich daarvoor op een adviesrapport van de Zoogdiervereniging. Een deel van dat adviesrapport is gebaseerd op gebrekkige waarnemingen, waardoor soorten zoals de haas en het konijn onterecht op de Rode Lijst geplaatst zijn. De Jagersvereniging roept op tot het instellen van een Autoriteit Faunagegevens die alle tellingen van in het wild levende diersoorten reguleert, de belangrijkste tellingen controleert en er voor zorgt dat alle beschikbare telgegevens gebruikt worden.

Op 3 november 2020 publiceerde minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur & Voedselkwaliteit de Nederlandse Rode Lijst van Zoogdiersoorten. Deze lijst is bedoeld om te monitoren hoe het staat met de verspreiding en de ontwikkeling in aantallen van zoogdiersoorten in Nederland. Soorten die in Nederland als gevoelig, kwetsbaar, bedreigd, of uitgestorven kwalificeren, worden op de rode lijst geplaatst. Konijn en haas worden op deze Rode Lijst als ‘gevoelig’ aangemerkt, maar komen nog zo wijdverspreid en in zulke grote aantallen voor dat dit geen directe gevolgen voor de jacht in Nederland heeft. De vernieuwde Rode Lijst die is opgesteld door minister Schouten is gebaseerd op een rapport dat de Zoogdiervereniging in opdracht van het ministerie van LNV opstelde.

De Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging constateert dat het adviesrapport gebreken vertoont daar waar het de vossen, hazen, konijnen en reeën betreft: voor deze editie is een belangrijke set telgegevens genegeerd en het gekozen referentiejaar (1950) is dubieus.

De vorige editie van de Rode Lijst (2009) was mede gebaseerd op telgegevens van de wildbeheereenheden, verzameld in de WBE-databank. De bijna 300 Nederlandse wildbeheereenheden vormen een landelijk dekkend netwerk en tellen in het hele landschap. Voor de Rode Lijst van 2020 heeft de Zoogdiervereniging de telgegevens van de wildbeheereenheden genegeerd en is ze uitgegaan van beperkte waarnemingen die door broedvogeltellers als ‘bijvangst’ gedaan worden.

Laurens Hoedemaker, directeur bij de Jagersvereniging: “Uit de gegevens in de WBE-databank over de periode 1980 t/m 2007 blijkt bijvoorbeeld dat het aantal hazen in Nederland stabiel is, met af en toe een schommeling. Recente telgegevens van de wildbeheereenheden laten ook zo’n schommeling zien, waarbij de stand in 2015 iets inzakte om in de jaren daarna weer te stijgen naar 150% van het niveau van 2015. De reden dat het haas in de rode lijst van 2020 de kwalificatie ‘gevoelig’ krijgt, wordt vooral veroorzaakt door de dubieuze keuze voor 1950 als referentiejaar. Maar er zijn helemaal geen betrouwbare telgegevens van hazen uit 1950, omdat er toen nog geen structurele monitoringsprogramma’s bestonden. Bovendien is het niet realistisch om een tijdperk met een heel ander landgebruik en een heel andere bevolkingsomvang als maatstaf voor het heden te nemen.”

De Jagersvereniging roept de minister op om het systeem voor faunatellingen in Nederland zodanig te verbeteren dat alle relevante telgegevens worden meegenomen. Hoedemaker: “Het is toch vreemd dat de minister van LNV zich baseert op andere telgegevens dan de breed maatschappelijk samengestelde faunabeheereenheden en de provinciale overheden? Het zou voor alle partijen beter zijn als er één landelijke autoriteit voor faunagegevens komt. Die zou de tellingen voor alle in het wild levende diersoorten moeten reguleren, belangrijke tellingen moeten controleren en er voor moeten zorgen dat iedereen alle beschikbare telgegevens kan gebruiken.” Ook roept de Jagersvereniging de minister van LNV op om zich te houden aan de criteria voor de Europese Rode Lijst. Daarin wordt een referentietermijn van 10 jaar gehanteerd, in plaats van het discutabele referentiejaar 1950. Hoedemaker: “Volgens die criteria is er bijvoorbeeld met het haas niets aan de hand. En dat klopt, want het is in Nederland nog steeds een algemeen voorkomende wildsoort, waarvan we er de laatste jaren juist steeds meer zien.”

Toelichting: Hoe tellen de broedvogeltellers?
In Nederland worden jaarlijks in 1700 gebiedjes van 50-100 hectare broedvogels geteld. Dat is 5-10% van het landelijk gebied en de natuurgebieden. Een steekproef dus. Eens in de 20 jaar wordt een poging gedaan om in heel Nederland te tellen. In de praktijk is dit nog geen 50%. De recent verschenen Vogelatlas van Sovon is daar het laatste resultaat van. Vogelaars tellen ook in de schemering, meestal 6-8 ochtenden en een enkele avond- of nachttelling (uilen). Sinds 1994 wordt vogelaars gevraagd tijdens hun vogelronde ook waargenomen vossen, hazen, konijnen, reeën en egels te noteren. Dat gebeurt in 400 tot 800 vogelgebieden. Dit zijn dus geen gerichte tellingen, maar waarnemingen tijdens de reguliere broedvogeltelling. De resultaten hiervan worden door het Centraal Bureau voor de Statistiek gebruikt om de landelijke trend te berekenen. Dit is het Meetprogramma Dagactieve Zoogdieren.

Bron: https://www.zoogdiervereniging.nl/wat-we-doen/monitoring/meetprogrammas-nem/nem-meetprogramma-dagactieve-zoogdieren-broedvogel

  • Delen:

Meer informatie


Gerelateerd nieuws