Peter Jansen deed onderzoek naar communicatie over natuur, Framing Nature – De Jager #14 2017
Hubertus bekeerde zich tot het christendom na zijn ‘blind date’ met het welbekende goddelijke hert. Waarmee maar weer duidelijk is dat de nauwe band tussen religie en natuurbeleving van alle tijden is. ‘Het is ook van deze tijd’, stelt Peter Jansen (1977). Sterker nog, de wijze waarop natuur vandaag de dag aan de man wordt gebracht zit vol religieuze framing. Jansen, die docent is aan de Christelijke Hogeschool in Ede, promoveerde recentelijk op dit onderwerp.
Tekst: Oswin Schneeweisz (dit artikel verscheen in De Jager #14, 2017)
‘Hier word je herboren’, ‘hier vind je de stilte’, ‘hier voel je je oer’. Het zijn slechts enkele frames waarmee natuurorganisaties hun (nieuwe) natuurgebieden aan de man brengen. Er gaapt echter een kloof tussen de communicatieboodschappen waarmee de natuur wordt ‘verkocht’ en de ervaring van bezoekers. Dat is een van de opmerkelijke conclusies die Peter Jansen doet in zijn proefschrift Framing Nature. Jansen nam het eiland Tiengemeten als uitgangspunt. Hij bezocht het eiland regelmatig en sprak daar met bezoekers. Jansen: ‘Niet iedereen voelt zich vanzelfsprekend herboren of oer. Niet iedereen ervaart daar ‘wilde natuur’. En dat is ook niet zo raar, want het is vooral een lege vlakte met uitzicht op de brug over het Haringvliet. Mensen krijgen kortom niet wat ze beloofd is en zijn dan toch een beetje verward. Tegelijkertijd constateerde ik dat de meeste mensen wel degelijk op zoek zijn naar een bepaalde ‘spirituele’ of ‘existentiële’ ervaring. En dat vind ik dan toch ook wel weer een opmerkelijk feit.’
(Tekst loopt door onder de foto)
Marketing
Jansen sprak ook met de communicatiemedewerkers van de natuurorganisaties en concludeerde uit die gesprekken dat framing (een communicatietechniek waarbij woorden en beelden zo gekozen worden dat een bepaald beeld wordt opgeroepen) voortkomt uit marketingbeleid en persoonlijke ervaringen van de betrokken medewerkers. Jansen: ‘Naast het marketingaspect spelen zeer zeker ook de persoonlijke ervaringen een rol. De mensen die betrokken zijn bij dit soort campagnes baseren zich namelijk deels op eigen ervaringen. Ze zijn enthousiast voor de natuur, hebben zich een bepaald beeld gevormd en willen dat zoveel mogelijk mensen naar dat gebied komen. Men verliest daarbij echter de werkelijkheid enigszins uit het oog en belooft te veel. Dat zorgt voor verwarring bij de bezoeker en op de lange duur kan het zelfs resulteren in een averechts effect. Want als die mensen niet krijgen wat ze beloofd is, loop je het risico dat ze de volgende keer niet meer komen.’
Ontvluchten
Een veelgebruikt argument dat door bezoekers wordt gegeven om de natuur in te trekken, is volgens Jansen het ontsnappen uit de dagelijkse hectiek van werk, stadsdrukte, hypotheek en andere beslommeringen. Een vergelijking met de natuurbeleving uit de romantiek ligt dan voor het oprapen. Jansen: ‘Ja, daar valt zeker een interessante parallel te trekken. In de romantiek, zeg maar de late 19e eeuw, was het juist de onbedorvenheid van de natuur die werd gewaardeerd. Natuur was een toevluchtsoord. Een vluchthaven voor wie het in de opkomende steden te druk en smerig werd. Nu zie je weer dat een dagje in de natuur wordt aangeprezen als manier om de stedelijke omgeving te ontvluchten en de oorsprong van jezelf te ontmoeten. Binnen dat concept past ook de focus op zogenaamde wilde natuur. Zo’n beetje alle nieuwe natuur die in Nederland is aangelegd wordt gepromoot als wilde natuur, maar dat is het in zekere zin niet. Het is geconstrueerde natuur. Waar, wat mij betreft, overigens niets mis mee is.’
Opgedrongen
Daarmee tekent zich ook een opvallende verandering af in het denken over natuur. Jansen: ‘Lag in de beginjaren van de vorige eeuw het accent op het beschermen van natuur, nu draait het meer om het creëren van natuur en het vergroten van de belevingswaarde. Kijk naar projecten als de Marker Wadden of Tiengemeten. Ze worden gepresenteerd als een soort paradijs op aarde. In die geschapen wildernis kun je echte of pure natuur ervaren. Het is een beeld dat ons als ‘consument’ wordt opgedrongen. Op zeker moment realiseren bezoekers zich echter dat de werkelijkheid zoals zij die ervaren niet klopt met wat is beloofd. Kijk naar de Oostvaardersplassen. Wat Staatsbosbeheer verkoopt als wildernis kan door bezoekers ervaren worden als een kale, armetierige woestenij. Je hoort daar dan ook wel kritische geluiden over. ‘
(Tekst loopt door onder foto, foto: Erik van Til)
Wildernis
Het begrip wildernis is altijd aan veranderende beeldvorming onderhevig, maar er lijkt nu sprake van een complete omkering van het begrip. In vroegere tijden was wildernis de plek waar je niet moest wezen. Daar was het namelijk gevaarlijk. Daar liepen wolven en was je je leven niet zeker. Tegenwoordig wordt zogenaamde ‘wilde natuur’ aan de man gebracht als het recreatieve summum voor de wandelaar en natuurliefhebber. Natuurlijk, we hebben het over een ander soort wildernis. Eentje zonder stekels, wolven en gevaren, eentje met een hoge aaibaarheidsfactor. Jansen: ‘Dat is zeker waar. Het is een interessante ontwikkeling. De wildernis was vroeger de plek van het kwaad. Een donker, goddeloos oord waar je als rechtschapen mens niets te zoeken had. Nu staat het juist voor authenticiteit en een zekere spiritualiteit. Ik heb me dan ook afgevraagd of er een relatie bestaat tussen de secularisatie en de opkomst van wat ik maar noem het wildernis-denken.’
Hagepreken
De wildernis als nieuwe tempel voor hen die de kerk de rug hebben toegekeerd? Jansen: ‘Het is natuurlijk lastig te bewijzen, maar mijn bevindingen wijzen wel in die richting. Als je aan mensen vraagt wat ze in de natuur zoeken dan is dat ook een soort verlichting, verheffing, spiritualiteit en loskomen van het aardse bestaan. De meeste mensen geven echter ook aan dat ze dat niet vanzelfsprekend vinden in de Nederlandse natuur.’ Eigenlijk schetst Jansen een treurig beeld. Terreinbeherende organisaties beloven van alles wat ze niet waar kunnen maken, dagjesmensen zoeken iets wat ze niet vinden. Jansen lacht en zegt schertsend: ‘Je kunt het ook van de positieve kant bekijken. Ik zie kansen voor de kerk in de Nederlandse natuur. Misschien wordt het weer tijd voor hagepreken.’
Disneyficering
Spreken over natuur zegt meer over onze verhouding tot de natuur dan over de natuur zelf. Communicatie over natuur is niet neutraal. Jansen: ‘Dat hoeft ook niet, maar mijn proefschrift is een pleidooi om er open over te zijn. Communicatieprofessionals van natuurorganisaties zouden zich in elk geval bewust moeten zijn van de grote impact van hun woorden. Door de constante framing (‘de natuur als betere wereld’) worden mensen op het verkeerde been gezet. Een van mijn respondenten zei: “We zijn de natuur aan het disneyficeren”. Dat vond ik een treffende uitspraak. Het gevolg is dat de kloof in de beeldvorming tussen stedelingen en plattelanders (mensen die dagelijks met de natuur te maken hebben) alleen nog maar groter wordt. Neem de vos. Jagers en boeren weten dat de vos schade aanricht, maar stedelingen zien alleen maar dat ene lieve vosje op de poster van de natuurorganisatie. Natuur heeft twee kanten: het is vertederend én verplettend.
Virtuele boswandeling
Ik denk dat natuurorganisaties ook een verantwoordelijkheid hebben in de voorlichting jegens het grote publiek. Dat betekent dat ze ook het echte verhaal van de natuur moeten vertellen. Dat is iets anders dan het framen van een idyllische sprookjesnatuur. Dat levert een te eenzijdig beeld op. Het zou in elk geval goed zijn als hier eens vaker over wordt nagedacht en gedebatteerd. Dat is wat ik met mijn proefschrift hoop te bereiken. Ik hoop dat het een aanzet tot discussie is. Het is belangrijk dat we over dit soort zaken nadenken, want het effect van woorden en typeringen is veel groter dan over het algemeen wordt gedacht en de beleving van natuur verandert. Nog even en dan maak je op je IPhone een virtuele boswandeling. Dan kun je vanuit je luie stoel in Purmerend op een maandagmorgen even een uurtje gaan dwalen in Yellowstone. Ik ben benieuwd wat die natuur 2.0 voor effect gaat hebben op onze beeldvorming van wat natuur is en hoe natuurorganisaties daarmee zullen omgaan. De noodzaak om op een eerlijke manier over natuur te communiceren wordt in de toekomst alleen maar groter.’