Omgevingswet op komst, Laurens Hoedemaker: ‘Het kan allemaal zoveel simpeler’ – De Jager, mei 2019
Het is tijd om recht te doen aan de veranderde maatschappelijke opvattingen over jacht en die positieve en realistische houding tot uitdrukking te brengen in de nieuwe Omgevingswet. Dat is de stellige overtuiging van Laurens Hoedemaker, directeur van de Jagersvereniging.
In mei wordt de komende Omgevingswet besproken in de Tweede Kamer. Wat behelst deze wet precies?
Laurens Hoedemaker: ‘De Omgevingswet is een samenvoeging van alle bestaande wetten op het gebied van de fysieke leefomgeving. Dat varieert van de wet Natuurbescherming tot de wetgeving die bepaalt of je al dan niet een dakkapel op je huis mag zetten. Een heel brede noemer, dus. Waarbij het goed is om te weten dat de wet Natuurbescherming al een samenvoeging was van de Flora- en Faunawet, de Boswet, en nog een aantal andere wetten.’
Wat is de betekenis van deze nieuwe wet voor de jagers?
‘Het is opnieuw een fase dat de politiek praat over alle wetten en regels voor de jagers. Dat biedt kansen, maar er kleven ook risico’s aan. Er zijn immers nog steeds lieden die proberen het jagen in Nederland onmogelijk te maken. Gelukkig is dat een steeds kleiner groepje, terwijl een groeiende meerderheid vindt dat jagen juist goed is. De meerderheid van de Nederlanders is tevens van oordeel dat er een grotere verantwoordelijkheid bij de jagers gelegd kan worden. Als Jagersvereniging willen we gebruikmaken van de kans om – bij de behandeling van deze wet – de jachtmogelijkheden voor jagers te verruimen.’
(Tekst loopt door onder de foto, (c) Anoeska van Slegtenhorst)
Daarvoor is het zaak dat het bredere draagvlak voor de jacht in de samenleving eveneens tot uiting komt in de politiek.
‘Absoluut. Bij de behandeling van de wet Natuurbescherming merkten we al dat sommige Kamerfracties nog wat achterliepen bij de ontwikkeling in de maatschappij en bij de opvattingen in de eigen achterban, dus hebben we toen het onderzoek naar de publieke opinie – wat vinden mensen van de jacht? – zodanig groot gemaakt dat we het kunnen uitsplitsen naar de politieke kleur van de respondenten. Dat hebben we nu opnieuw gedaan. De afgelopen weken hebben we zo aan de partijen laten zien hoe hun achterban over de jacht denkt. Hopelijk vertegenwoordigen de Tweede Kamerleden vervolgens wat hun achterban van de jacht vindt.’
Uitgangspunt van de Omgevingswet is dat de overgang naar deze nieuwe wet zich ‘beleidsneutraal’ moet voltrekken.
‘Dat is inderdaad het oogmerk waarmee de minister van LNV de wet geschreven heeft. Wat betreft de jacht, hebben we het bij de Omgevingswet over de aanvullingswet Natuur. Die wordt nu in de Tweede Kamer behandeld. In feite is de Omgevingswet een modulaire wet waar telkens een blokje wetgeving aan vastgeklikt wordt. Het blokje natuurwetgeving wil men ongewijzigd laten opgaan in de Omgevingswet.’
Onderschrijft de Jagersvereniging die intentie?
‘Zeker niet. Toen 20 jaar geleden de Jachtwet vervangen werd door de Flora- en Faunawet, was er sprake van een rigoureuze overgang. De maatschappelijke en politieke teneur was dat jagers niet langer vertrouwd werden. Ten gevolge daarvan zijn destijds de eigen bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de jagers enorm ingeperkt. Daarvoor in de plaats kwam belemmerende wetgeving. Je kunt ook zeggen: geformaliseerd wantrouwen. De afgelopen vijf à zes jaar hebben we er hard aan gewerkt om dat wantrouwen beetje bij beetje weg te nemen. En met succes, want gelukkig zien we dat er in de maatschappij weer veel meer vertrouwen in de jagers is. Dat moet de wetgeving dan ook weerspiegelen. Als je zegt: we laten de wet Natuurbescherming ongewijzigd overgaan in de Omgevingswet, is dat in mijn ogen een gotspe. Dat is niet zoals de minister wetgeving zou moeten willen maken, omdat het op geen stukken na recht doet aan de sterk veranderde opvattingen over jacht in onze samenleving.’
Om dat besef te doen landen bij de minister van LNV, brengt de Jagersvereniging een viertal argumenten in. De eerste heeft betrekking op de regeldruk. Een van de doelstellingen van het kabinet is om niet alleen in dit dossier maar op alle terreinen te komen tot minder regeldruk. Tegen dat streven zal niemand bezwaar hebben, maar de beleving van menigeen is dat er in Nederland enkel regels bijkomen.
‘Een voorbeeld: alles wat valt onder het huidige ontheffingsregime is omgeven door een woud aan regels en administratieve verplichtingen. Er moeten schademeldingen zijn en allerlei input om faunabeheerplannen te kunnen onderbouwen. Ontheffingen worden dichtgesmeerd met veel bijkomende verplichtingen. Dit alles om ervoor te zorgen dat activisten er geen bezwaar tegen kunnen aantekenen of in ieder geval niet kunnen winnen in de rechtszaal. Het is van de gekke. Als jager weet je niet meer wanneer je iets wel of niet mag doen of wanneer je juist in actie moet komen. Wanneer we dit soort praktijkvoorbeelden laten zien aan politici, onderschrijven ze onze kritiek op de papierwinkel. Ook zij zien op zo’n moment hoeveel belemmerende regeldruk er is. Mede om die reden slagen jagers er niet in om bijvoorbeeld de ganzenpopulatie binnen de perken te houden. Met als gevolg het ontstaan van maatschappelijke schade, en dat is niet nodig. Het kan allemaal zoveel simpeler.’
Je kunt van jagers haast niet meer verlangen dat ze al die regels kennen, dat ze de weg nog weten uit dit doolhof?
‘In de wet staat dat een ieder wordt geacht de wet te kennen en daarnaar te handelen, maar hoe kun je dat als overheid in redelijkheid nog van de burgers verwachten als je de regelgeving zo ontzettend complex maakt?’
(Tekst loopt door onder de foto)
Die zware regeldruk wordt bevestigd door een rapport.
‘Het bureau Sira Consulting heeft veel ervaring in het doorrekenen van administratieve en regeldruklasten voor de Rijksoverheid. Bij de totstandkoming van de wet Natuurbescherming hebben zij zo’n onderzoek gedaan. Wij hebben hen gevraagd dat eveneens te doen bij de huidige en aanstaande wetgeving, en tevens suggesties aan te reiken om de regeldruk te verminderen (zie kader). De overgang van de wet Natuurbescherming naar de Omgevingswet biedt de overheid de mogelijkheid te snoeien in al het dorre hout.’
Constateren is één ding, handelen een tweede.
‘Ik heb het rapport van Sira Consulting doorgespit en dat maakt slechts één conclusie mogelijk: vermindering van de regeldruk in de aanvullingswet Natuur is laaghangend fruit voor de overheid. Als je de regeldruk wilt verminderen voor al die vrijwilligers die je keihard nodig hebt voor het natuur- en faunabeheer in Nederland, dan is dit de kans om je doel te bereiken.’
Tweede argument van de Jagersvereniging om te komen tot verbetering, zijn de inmiddels zeer hoge maatschappelijke kosten. De administratieve en faunakosten rijzen de pan uit. Het huidige systeem, waarbij jacht, schadebestrijding en beheer als enige land in Europa zijn uitgesplitst, loopt vast?
‘Kort en goed gezegd, kun je zeggen dat het faunabeheer in Nederland failliet is. De door de provinciale overheden uitbetaalde schadevergoedingen overstijgen inmiddels twintig miljoen euro per jaar. Uit wetenschappelijk onderzoek weten we dat de daadwerkelijke schadelast zelfs drie tot vier keer zo hoog ligt. Er zijn allerlei drempelbedragen ingesteld om mensen te ontmoedigen een schadevergoeding aan te vragen, en dat sorteert – zei hij ironisch – effect. Ik zal niet zeggen dat bijvoorbeeld de huidige ganzenschade enkel voortkomt uit belemmeringen van de jacht. Wat ook meespeelt, is onder meer het veranderend landgebruik in Rusland, waardoor ganzen andere trekbewegingen maken dan voorheen. Deze en andere factoren zijn inderdaad van invloed, maar het enige effectieve en selectieve middel om de schade in Nederland binnen de perken te houden, namelijk bejaging, is aan zoveel beperkingen gebonden dat je als jager feitelijk met een of twee handen op de rug moet beheren. De kraan is steeds verder opengezet, terwijl we niet eens meer een dweil maar slechts een half vaatdoekje hebben gekregen. Dan houden we het niet meer droog.’
Wat is het alternatief? Is het volgens u zaak als Nederland nauwer aan te sluiten bij de Europese wet- en regelgeving?
‘Zoals vaker gezegd, maakt Nederland als enige in Europa het kunstmatige onderscheid tussen jacht, schadebestrijding en beheer. De lobby tegen de jacht van pakweg twintig jaar geleden was succesvol, dat moet je de actievoerders van toen nageven. De rest van Europa kijkt echter met verbijstering naar wat wij hier aan het doen zijn, in welke mate wij zijn doorgeschoten. Zo was een half jaar geleden de Deense Jachtadviesraad op bezoek in de provincie Friesland. Die Raad is een breed samengestelde club van boeren, jagers, grondeigenaren, dierenbeschermers en leden van natuurverenigingen. Zij adviseren de Deense minister over faunabeheer. Hun belangrijkste conclusie, nadat ze een middag waren komen kijken en luisteren naar alle regels en procedures die ons land bedacht heeft voor het ganzenbeheer en de schadevergoeding: dit nooit in Denemarken! In andere Europese landen slaagt men er veel beter in de verantwoordelijkheid daar neer te leggen waar deze hoort: namelijk bij de grondbezitter, de grondgebruiker en de jager. Zij weten samen heel goed wat er nodig is om schade te voorkomen en tegelijkertijd de wildpopulaties te beschermen, want het gaat om de balans.’
In veel opzichten wil ons land nadrukkelijk aansluiten bij de Europese koers – denk aan de omstreden klimaatplannen – waarom wijkt men daar in dit dossier dan zo vanaf?
‘De kleine groep die tegen jacht is, heeft een grote mond. Die vraagt en krijgt onevenredig veel aandacht. Ook in het politieke debat. De drijvende krachten achter de Partij voor de Dieren en de Faunabescherming zijn mensen uit de reclamebranche. Ik zie dan ook dat ze nogal losjes met de feiten omgaan. Tegelijk zie ik dat de kennis over wat er echt in het veld gebeurt, wat jagen daadwerkelijk inhoudt, bij het ministerie van LNV nauwelijks meer aanwezig is. Dan is het lastig om zin van onzin te onderscheiden. Evenmin zijn er nog veel Kamerleden die echt op de hoogte zijn van wat er in het veld gebeurt. Een schrijnend voorbeeld is het eerste Kamerdebat over natuur, waar Jaco Geurts van het CDA aan de minister vroeg of zij niet wat meer kon doen om bejaging van de vos te verruimen, met het oog op de bescherming van weidevogels. De minister zei glashard: daar ga ik niet over, daarvoor moet u bij de provincies zijn. Let wel: de landelijke vrijstelling valt onder de bevoegdheid van de minister! Gelukkig hebben ook de fracties van VVD en SGP haar onlangs gevraagd de landelijke vrijstelling te verruimen naar de nachtelijke uren, want hierover gaat de Rijksoverheid.’
(Tekst loopt door onder de foto (c) Robert Jan Asselbergs)
Derde argument is het feit dat het maatschappelijk draagvlak voor de jacht is toegenomen en nog steeds toeneemt.
‘Hand over hand. Je ziet het ook terug in de media. Toen ik vijf jaar geleden directeur werd, was Janneke Eigeman, ons hoofd Communicatie, vijf dagen bezig om ergens een artikel over jagen in een krant of tijdschrift te krijgen. Nu hebben we minimaal vijf media-aanvragen per week. Zonder dat we daar zelf in pushen. Mensen vinden jagen weer interessant. Ze willen weer weten wat het inhoudt. Ook bij vragen over de natuur weten ze ons steeds makkelijker te vinden. Dat is hartstikke goed, en dat blijkt ook uit onderzoek naar de publieke opinie. Ons gevoel wordt cijfermatig onderbouwd. Meten is weten. Dat is buitengewoon belangrijk, omdat we op die manier ook richting politiek kunnen aantonen wat de onderliggende feiten zijn. Elke twee jaar peilen we wat mensen van de jacht weten en wat ze ervan vinden. Inmiddels vindt een ruime meerderheid van de mensen het prima dat er gejaagd wordt. Niet alleen als beheer, maar ook voor benutting. Die ommekeer is echt significant.’
Ziet het publiek dat het zonder beheer spaak loopt?
‘Het debacle van de Oostvaardersplassen heeft zonneklaar aangetoond dat een zelfregulerend landschap en een zelfregulerende natuur in Nederland niet bestaan. We zijn een cultuurlandschap met gradaties van natuurlijkheid. Dat betekent dat er altijd invloed van de mens is op de natuur en de dieren die daar leven. Het betekent ook dat daarbij hoort dat je – als onderdeel van de menselijke zorgplicht voor de natuur – reguleert. Als mens moet je je verantwoordelijkheid nemen. Daar komt bij dat mensen vinden: als je dieren schiet, moet je ze ook benutten. Het vlees van de edelherten uit de Oostvaardersplassen was in no time uitverkocht. Men weet dat wild supermooi scharrelvlees is. Men wil vlees van dieren die vrij geleefd hebben, op een nette en verantwoorde manier gedood zijn, en waar echt smaak aan zit.’
Ten slotte is er de aantasting van het eigendomsrecht.
‘De stichting Wise Use, waarin particuliere grondbezitters zich hebben verenigd, heeft daar vier jaar geleden bij de behandeling van de wet Natuurbescherming al aandacht voor gevraagd. Jachtrecht is onderdeel van het eigendomsrecht. Tot dat eigendomsrecht behoort het vruchtgebruik van je grond. Wild dat daarop loopt, is niet van jou, maar je mag het onder het jachtrecht wel bemachtigen. Met de komst van de Flora- en faunawet is dat eigendomsrecht 20 jaar geleden enorm ingeperkt doordat de wildlijst sterk werd verkleind. De overheid vond dat destijds acceptabel, omdat er niet zoveel ganzen, herten, reeën en wilde zwijnen waren. Als je echter kijkt naar de enorme aantallen die we van die wildsoorten schieten onder het huidige ontheffingenstelsel, kun je niet anders concluderen dan dat de inperking van het eigendomsrecht op dat punt onrechtmatig is. En wij vinden dan ook dat dit teruggedraaid moet worden.’
(Tekst loopt door onder de foto, (c) Andrew Balcombe)
De beperkte wildlijst moet verruimd worden?
‘Ja. In ieder geval met die soorten die in zulke grote aantallen voorkomen dat ze veelvuldig geschoten moeten worden om de landbouwschade binnen de perken te houden, om de verkeersveiligheid te borgen, om de nagestreefde balans in de natuur te bewaken én omdat er zoveel exemplaren zijn dat ze zonder bezwaar duurzaam benut kunnen worden.’
Wat zijn de voordelen van de Omgevingswet in de door de Jagersvereniging bepleite vorm?
‘Als we erin slagen de soorten die zoveel voorkomen dat ze schade veroorzaken, de verkeersveiligheid in gevaar brengen of de balans in de natuur bedreigen, weer onder het jachtregime te krijgen – denk aan grauwe ganzen, kolganzen, smienten, reeën, edelherten en wilde zwijnen – dan betekent dat in ieder geval dat een Faunabeheerplan veel eenvoudiger te onderbouwen en op te stellen is. Voor jachtwildsoorten moet je immers aantonen dat de instandhouding van de soort niet in het geding is en dat deze door bejaging ook niet in het geding komt. Vervolgens kan er eenvoudig een jachtseizoen voor geopend worden. Voor grofwild – reeën, damherten, edelherten en wilde zwijnen – geldt de regel dat dit planmatig moet gebeuren, maar er staat niet beschreven op welk detailniveau zo’n plan moet zijn. Dat maakt het voor de jagers makkelijker en voor de provinciale overheden veel minder kostbaar. De juridische kosten en de kosten voor onderzoeksbureaus om al die faunabeheerplannen dicht te timmeren lopen nu immers de spuigaten uit. De provincies behouden hun sturende mogelijkheden, doordat ze Opdrachten kunnen geven daar waar er door jagers meer inspanningen verricht moeten worden. Maar tegelijk leggen de provincies de verantwoordelijkheden waar die hoort: bij de jagers, de grondbezitters en de grondgebruikers. Provinciale overheden, jagers en boeren moeten overigens goede afspraken maken over een vernieuwd systeem van schadevergoeding in overmachtsituaties, een moderne versie van het Jachtfonds.’
Heeft u vertrouwen in een positieve uitkomst?
‘Jawel. Er zijn al vijf politieke partijen die hebben gevraagd om uitbreiding van de nationale wildlijst met soorten die zoveel voorkomen dat ze schade en overlast veroorzaken. Dat zijn de vier coalitiepartners VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Plus de SGP. In de Eerste Kamer vindt er een politieke verschuiving plaats met de komst van Forum voor Democratie. De aanhang van deze partij is nog positiever over de jacht dan de gemiddelde Nederlander, blijkt uit het laatste onderzoek naar de publieke opinie. Kortom, ik zie absoluut kansen. Als de nieuwe wetgeving een weerspiegeling wil zijn van de maatschappelijke visie op jacht, dan kan het niet anders zijn dan dat de wildlijst uitgebreid wordt.’