06:21
20:51
Nachtmodus
Foto: Anoeska Vermeij

De staat van het bos

Bosverjonging vraagt om ecologische bejaging

De Nationale Bossenstrategie lijkt zijn vruchten af te werpen. De revitalisatie van het bos betekent echter ook een toename van het wild dat vervolgens loofhoutverjonging in de weg staat. Jaap Kuper, voormalig rent- en jagermeester van het Kroondomein Het Loo, pleit voor een andere manier van wildbeheer: “ecologisch afschot”.

Tekst: Douwe Anne Verbrugge

‘De afgelopen decennia is in onze bossen de soortverdeling, biodiversiteit, structuurvariatie, leeftijdsverdeling en menging sterk verbeterd. Dit heeft ook een positieve uitwerking op het wild. Vooral de toename in het aantal loofbomen, betekent meer voer voor het wild. Deze toename van dieren in het bos heeft volgens Jan Den Ouden (universitair docent bosbeheer en bosecologie aan de WUR, Wageningen University & Research) ook een keerzijde, en vormt zelfs een bedreiging voor de verjonging van het bos. Den Ouden: ‘De stikstofdepositie, de versnippering en de toenemende recreatiedruk zijn een probleem voor het functioneren en de biodiversiteit van bossen. De toename van het wild is daarnaast vanuit het oogpunt van bosverjonging een nijpend probleem. Vooral op de Veluwe, maar ook in andere bossen met veel reeën blijft bosverjonging flink achter. Als die wilddruk zo hoog blijft, behalen we een aantal doelen niet die we in de Nationale Bossenstrategie voor ogen hebben. Via “vraatmonitoring” hebben we op de Veluwe kunnen achterhalen dat de wilddruk vele, vele malen te hoog is.’

Ecologisch afschot
Voor bosbeheer dat uitgaat van verjonging van het loofhout is volgens Jaap Kuper dan ook een andere manier van wildbeheer nodig. De voormalig rent- en jagermeester van het Kroondomein Het Loo pleit voor “ecologisch afschot”. Hij zegt: ‘Jagers zijn gewend om de wildstand op peil te houden aan de hand van tellingen op basis van aanwas en afschotcijfers. En dat afschot moet ook nog binnen een vooraf vastgelegde periode worden gerealiseerd. Wat blijkt? Het aantal dieren blijft maar groeien. Dat komt omdat het rekenmodel niet werkt. De natuur is grillig en niet homogeen, niet maakbaar, en niet te besturen via een vastliggend rekenkundig model. Als we tot loofhoutverjonging willen komen in het bos – en dat willen we graag want loofhoutverjonging brengt een enorme biotoopverbetering met zich mee – dan moeten we op een andere manier gaan beheren. Met meer variatie.’

Jaarrond bejaging
Om bosverjonging te krijgen, is het volgens Jaap Kuper noodzakelijk om in bepaalde delen van het bos het hele jaar door afschot te plegen. ‘Overdag, maar soms ook in de nacht. Delen van het bos waar we loofhoutverjonging willen laten ontstaan, moeten door het wild als onveilig worden ervaren doordat ze er continu verrast worden. Op die plaatsen moet de wildpopulatie “angst” gaan ervaren. Als de herten en reeën eenmaal weten dat ze in een bepaald gebied intensief en bij verrassing bejaagd worden, zullen ze die gebieden gaan mijden. Natuurlijk kan je daar in het voorjaar minder intensief te werk gaan en alleen op dieren waarop dat in die periode weidelijk is. Waar het om gaat, is dat je roodwild voor een periode van tien tot vijftien jaar uit dat gebied weet te houden. Voor reeën geldt een kortere periode. Pas dan kan loofhoutverjonging succesvol tot stand komen. Het levert een rijkere biotoop op en tegelijk een natuurlijke en goedkope manier van bosbeheer.’

Cultuuromslag
Ook Den Ouden pleit voor verandering. ‘Nu wordt er naar mijn idee te veel gekeken naar de tellingen en het halen van afschotcijfers, en te weinig naar de effecten op de dieren in het veld. Monitor eerst de verjongingsvoortgang van de loofbomen. Laat het terrein jou vertellen in hoeverre reductie, toename of een gelijk blijven van de populatie mogelijk of gewenst is. En blijf dat door de jaren heen monitoren.’ Voor jagers betekent dat een cultuuromslag. Kuper: ‘Ik heb zelf 35 jaar met plezier gejaagd, en ik begrijp dat bij jagers het idee van “ecologisch afschot” even moet landen. Nu lijkt het er haast wel eens op dat jagers aan het einde van de winter zelf ook behoefte hebben aan rust, terwijl het toch veel mooier is om het hele jaar door bezig te mogen zijn. Niet alleen in een vastgestelde periode.’ Overigens wil dit volgens de voormalig rentmeester niet zeggen dat de totale populatie van reeën en herten op de Veluwe omlaag moet. ‘Dat wordt sowieso een lastig verhaal, en is ook helemaal niet nodig. We moeten er alleen naar streven om in bepaalde bosgebieden de populatie periodiek sterk terug te dringen. Buiten die delen van het bos mag de stand gerust hoger worden.’

Rasteren
Een andere oplossing voor verjonging van het loofhoutbos is volgens universitair docent Den Ouden het rasteren van bepaalde gebieden in het bos. Ook de wolf kan een rol spelen in het verkleinen van de wildpopulatie, maar volgens Den Ouden moet daar niet al te veel van worden verwacht. ‘De wolf kan naar verwachting niet in die mate de wildstand reguleren dat het verjongen van het loofbos een werkelijke kans krijgt. Aanvullend beheer blijft nodig. Ik vind het niet leuk dat dieren doodgemaakt moeten worden, maar als dat het realiseren van belangrijke doelen in de weg staat zul je toch iets moeten doen. Het gaat bij mij met een klein beetje pijn in het hart, maar het moet gebeuren.’

Onrendabele graslanden
Imke Boerma, woordvoerder bij Staatsbosbeheer, meldt dat Staatsbosbeheer op sommige plekken nieuw aangelegde bospercelen tijdelijk rastert om te voorkomen dat wild, en dan vooral reeën, de nieuwe boompjes aanvreten. ‘Het is duur en arbeidsintensief, maar het loont. Het komt ook voor dat we een biologisch afbreekbare koker om het jonge boompje plaatsen.’
Staatsbosbeheer heeft in de Nationale Bossenstrategie van 2020 vastgelegd dat zij voor 2030 5.000 hectare aan nieuw bos gaat aanplanten op eigen terrein. In totaal moet er in Nederland dan 37.000 hectare aan nieuw bos bij zijn gekomen. Boerma: ‘Het gestelde doel loopt vooralsnog niet op schema. De vergunningentrajecten verlopen erg traag, maar ik ben hoopvol dat het gaat lukken. Er is in ieder geval plek genoeg.’ De woordvoerder legt uit dat vooral wordt gekeken naar het omzetten van graslanden waar het slecht mee gaat, in bos. ‘Daar zijn vergunningen voor nodig. Zo moet er worden gekeken naar eventuele archeologische bodemschatten, maar ook of het bos geen bedreiging vormt voor weidevogelgebieden. Wij kunnen zo aan de slag met het aanplanten van nieuwe bomen, maar de procedures duren lang.’

Genetische achtergrond
Eén van de grootste bedreigingen voor onze bossen is momenteel de agressieve schimmelziekte ‘essentaksterfte’. Boerma: ‘Gelukkig treft het maar één boomsoort, maar het is wel een ziekte die flink huishoudt. Los van de biodiversiteitscrisis door onder andere de stikstofdepositie, moet de droogte van de afgelopen zomers niet worden onderschat. De fijnspar is bijvoorbeeld flink getroffen. Door de droogte kan deze soort minder goed hars aanmaken en hars is een defensiemiddel tegen onder meer de letterzetter; een bastkever die sparren aantast.’

Diversiteit
De nieuw aan te leggen bossen door Staatsbosbeheer worden qua soort en leeftijd zeer gevarieerd. Boerma: ‘We willen geen monocultuur meer. We werken met inheemse bomen en struiken zoals de fladderiep, de zoete kers, ratelpopulier, zomereik, beuk, zwarte els, esdoorn, haagbeuk, zwarte noot, winterlinde, boomhazelaar en de tulpenboom. Ook de zaden selecteren we zelf zodat we de genetische achtergrond kennen. Dit alles om de variëteit van bossen te vergroten. En tegelijk spreiden we het risico voor het geval dat er boomziekten uitbreken. Ook kijken we goed naar de bodemsoort. Welke bomen en struiken doen het goed op veen, klei of zand?’ Houtkap voor de houtindustrie is volgens Boerma geen bedreiging voor het bos in Nederland. ‘In ieder geval niet bij Staatsbosbeheer. We beheren ongeveer een vierde deel van alle bossen in Nederland, en wij oogsten minder dan erbij groeit. Daar wordt heel secuur op gelet. Het komt voor dat we gezonde bomen kappen om bijvoorbeeld heidevelden met elkaar in verbinding te brengen, maar daar gaan we terughoudend mee om. Die gekapte bomen worden 100% gecompenseerd met de aanplant van nieuwe bomen elders. Dat gebeurt, met terugwerkende kracht, al sinds 2017.’

Ecosysteembeheer
Om tot een gezond loofhoutbos te komen, is vooral een grotere verandering vereist in het nationale bossenbeleid. Kuper: ‘Dat is nog veel te veel gericht op het telen van hout. We moeten toe naar een ecosysteembeheer waar oogsten van bomen onderdeel van uitmaakt. Er kan veel slimmer geoogst worden. Uitdunnen is effectiever dan kaalkap en her-aanleggen. Bovendien zorgen de nu nog veel voorkomende grove dennen samen met de stikstofdepositie voor een stelselmatige verzuring van de bodem. Loofbos werkt veel gunstiger. Als je de dennenbossen uitdunt, komt daar van nature loofbos voor terug. Daar hoef je niets voor te doen. Geduld, tijd en een ecologische manier van bejaging zijn nodig om te komen tot een gevarieerd en gezond loofhoutbos en een rijke wildbiotoop.’

  • Delen: