Ganzenbejaging
De laatste jaren is de roep om het verkleinen van de ganzenpopulaties sterker geworden. Toen eind vorige eeuw de jacht op basis van de toen geldende Jachtwet werd verboden, groeiden de populaties van overwinterende en overzomerende ganzen sterk. Aan de Nederlandse jagers de taak om de aantallen ganzen in toom te houden, zodat schade, hinder en overlast worden beperkt. Geschoten ganzen leveren een uitstekende basis voor heerlijke wildgerechten. Alle geschoten ganzen worden benut, het overgrote merendeel komt in particuliere en restaurantkeukens terecht.
De hond
Aangezien de ganzenjacht nagenoeg altijd plaatsvindt langs het water, is een hond van essentieel belang. Je moet kunnen vertrouwen op het functioneren en het doorpakken van de hond op de juiste momenten. Heb je zelf geen goede hond en overweeg je om een voorjager met zijn hond uit te nodigen, dan is de rustperiode in de ganzenjacht, van maart tot half juni, een geschikte tijd om ongedwongen kennis te maken en hen in het jachtveld aan het werk te zien.
Omgeving en omwonenden
Ganzenbejaging is noodzakelijk, maar houd rekening met de omwonenden. Als je in het weekend vroeg wilt jagen, maak dat dan van tevoren aan de bewoners duidelijk. Vooral in gebieden waar dicht op de bebouwing wordt gejaagd. Bij het pachten van een nieuw jachtveld is het slim om huis aan huis een brief te bezorgen (inclusief contactgegevens), waarin je nut en noodzaak van ganzenbejaging in de vroege ochtend toelicht.
Werken met lokkers
Voor we aan de slag gaan met de lokstal, moeten we wel eerst beseffen wat een lokstal is en doet. Met de lokstal zetten we een groep ganzen neer in het veld. Soms komen de ganzen uit nieuwsgierigheid kijken en vaak omdat ze honger hebben. Het belangrijkste wat we met de lokstal suggereren is: veiligheid en voedsel. Als rondvliegende ganzen soortgenoten op het land zien staan, betekent dat voor hen veiligheid en voedsel. Vandaar dat ganzen met behulp van de lokstal goed binnen schot zijn te brengen. Ze zullen lang niet altijd tussen de lokkers proberen te landen, maar vaak wel hun argwaan verliezen en op beperkte hoogte over de lokkers vliegen. Jagen met de lokstal is eigenlijk de enige manier om op een nette manier flinke aantallen ganzen te schieten.
Een lokstal bouwen
Eerst moeten we vaststellen om welke soorten ganzen het overwegend gaat en daar onze lokkers op afstemmen. Verschillende soorten lokkers kunnen door elkaar, dan wel naast elkaar, worden gebruikt., maar we willen wel een zo realistisch mogelijk beeld neerzetten. Dus als we een veld hebben met voornamelijk Canadese ganzen, dan heeft het weinig zin om een lokstal van grauwen en kollen neer te zetten. Zoek een plek uit met lage begroeiing, zodat de lokkers goed afsteken tegen de ondergrond.
We zetten zo’n 30 – 40 lokkers ruim weg. In de natuur staan de ganzen meestal vrij ruim uit elkaar en vaak in tweetallen, dat bootsen we dus na. Eventueel kunnen we een lokfluit gebruiken om extra aandacht op onze lokstal te vestigen.
Tip: neem één of meerdere witte lokkers op in het lokbeeld.
Aangeschoten ganzen
Vanwege zijn lichaamsbouw en gedrag is de gans een moeilijke diersoort om te bejagen. Bedenk dat ganzen grote vogels zijn. Dit maakt het inschatten van hoogte en snelheid lastig. Met een paar tips en gedragsregels is het aanschieten van ganzen te voorkomen en het binnenhalen van aangeschoten dieren te optimaliseren.
De winterperiode
Het verschilt per provincie, maar aan het eind van de herfst lopen de ontheffingen voor ganzenbejaging met lokkers af en werken we met ontheffingen voor schadebestrijding. Dat betekent niet alleen dat de doelstelling van de bejaging verandert, maar ook dat de lokmiddelen om bejaging effectief te maken vervallen. De uitdaging om ganzen op een nette manier te schieten, wordt groter. We zijn hoofdzakelijk bezig met bejagen om te verjagen, alleen bij de exoten gaat het in de winter ook om de aantallen. De overzomerende ganzen zijn er in de winter natuurlijk ook, hetgeen het onderscheid tussen zomer- en winterganzen soms wat gekunsteld maakt. Het gebeurt zeer regelmatig dat er ’s winters twee uiteenlopende formaten grauwe ganzen op het tableau liggen, de ranke overwinteraar en de weldoorvoede zomergans.
Trekganzen
Onder invloed van het klimaat komen er veel ganzen uit het noorden naar Nederland. Het gaat dan voornamelijk om de grauwe gans, kol- en brandgans. In sommige streken komen ook andere soorten in aanzienlijke aantallen voor, zoals rot- en rietganzen. Voor de winterganzen heeft Nederland een internationale verplichting tot instandhouding van de populaties. Dit houdt in Nederland opvang moet bieden aan wintergasten. Voor sommige soorten geldt dat een groot deel van de populatie in ons land verblijft. Voor deze soorten zijn natuur- en vogelrichtlijngebieden aangewezen als rust- en foerageergebied in de winter. Ook is er een Europese afspraak om mee te werken aan ‘flyway-management’: alle landen op de trekroute van schadeveroorzakende ganzen moeten meewerken aan de bejaging van de betreffende soorten.
Schadebestrijding
Op de winterdag staan er minder schadegevoelige, hoogwaardige gewassen op het land dan in de zomerperiode, de meeste oogst is van het land. Toch is daarmee het schadeprobleem niet van de baan. Het punt is dat er veel ganzen zijn en dat de plekken waar ze schade kunnen veroorzaken nagenoeg onuitputtelijk zijn. Voor de ganzen is overal voedsel te vinden, zowel op graslanden als op percelen met wintergranen. Omdat jagers ‘s winters geen lokmiddelen mogen gebruiken, wordt bejaging minder effectief. In de winter is het dan ook van belang om de echte trek van de ganzen bij de percelen weg te houden. Een paar ganzen op een perceel is niet erg, maar door de aantrekkende werking van op het land staande ganzen kunnen de aantallen snel oplopen. Dan is het zaak voor de jager om regelmatig het veld in te gaan en een aantal ganzen te schieten. Zo wordt voorkomen dat bepaalde percelen dag na dag vol ganzen zitten en er schade ontstaat. Ook kunnen er onder bepaalde voorwaarden werende middelen worden ingezet om de ganzen weg te houden.