05:57
21:13
Nachtmodus

Staat van instandhouding

De Nederlandse berekening van de Staat van Instandhouding

Florerende, algemene diersoorten krijgen onterecht rood label

Met veel algemeen voorkomende diersoorten gaat het in Nederland goed. Beschermde soorten die in ons land thuishoren en die in hun voortbestaan worden bedreigd moeten goed worden beschermd. De wettelijke definities van een gunstige Staat van Instandhouding bieden daarnaast alle ruimte om te borgen dat algemene soorten floreren en beheerd kunnen worden, zodat maatschappelijke problemen worden voorkomen. Maar wat de uitvoering in de weg staat, zijn de extra strenge Nederlandse eisen bovenop nationale wet- en regelgeving en internationale verdragen. Dit maakt schadebestrijding aan landbouwgewassen bijna onmogelijk en staat de ontwikkeling van de maatschappij en natuur in de weg.

Nederland kent drie verschillende beschermingsregimes om de gunstige Staat van Instandhouding (SvI) van in het wild levende populaties te bewaken:

  1. De EU Vogelrichtlijn is van toepassing op de vier vogelsoorten van de landelijke vrijstelling.
  2. De EU Habitatrichtlijn is van toepassing op kwetsbare soorten die in hun voortbestaan worden bedreigd. Geen van de landelijk vrijgestelde soorten vallen onder dit uiterst strikte beschermingsregime.
  3. Andere soorten die niet vallen binnen de EU Vogel- of Habitatrichtlijn, maar waaraan de wetgever wel een bijzondere beschermingsstatus toekent, vallen onder het beschermingsbereik van de Nederlandse wet. Op de lijst van ‘andere soorten’ staan de landelijk vrijgestelde soorten konijn en vos.

In de praktijk wordt de SVI van algemene soorten niet getoetst aan relevante wetgeving en internationale verdragen, maar aan een ongekend strenge Nederlandse variant op de beoordelingssystematiek van de EU Habitatrichtlijn.

grafiek

Het gevolg is dat de SvI van de meest algemene soorten in Nederland veel zwaarder beoordeeld wordt, dan die van kwetsbare Habitatrichtlijn-soorten, waarvoor dit strikte beschermingsregime juist is bedoeld!

Eén van de bovenwettelijke criteria voor een gunstige SvI is dat er nog minstens evenveel individuen per soort voorkomen als 30 jaar geleden. Daarbij wordt voorbij gegaan aan de enorm toegenomen vraag naar wonen, werk en mobiliteit, wat ten koste gaat van het habitat van algemene agrarische soorten. Gelukkig hoeft dit niet te leiden tot een ongunstige SvI, omdat nog steeds meer dan 50% van het oppervlak van Nederland bestaat uit agrarisch gebied. Volgens wettelijke criteria moet uit populatie dynamische gegevens namelijk blijken dat de betrokken soort nog steeds een duurzaam levensvatbare component is van de natuurlijke habitat waarin hij voorkomt. Ook habitatverlies zelf leidt niet automatisch tot een ongunstige staat van instandhouding, zolang er voldoende grote habitat bestaat en waarschijnlijk zal blijven bestaan om de populaties van die soort op lange termijn in stand te houden.

Werkelijke drukfactoren
Een passende toetsing van de SvI biedt een duidelijk handelingsperspectief als populaties werkelijk in hun voortbestaan worden bedreigd. Effectieve maatregelen zijn alleen mogelijk wanneer de toetsing van de SvI namelijk inzicht geeft in de onderliggende oorzaken. Neemt de omvang van de habitat af? Dan is een zorgvuldige afweging van de verschillende claims op ons schaarse buitengebied noodzakelijk. Neemt de populatie binnen het beschikbare habitat af? Dan kan ingezet worden op verbetering van habitatkwaliteit.

Provinciale schadeposten
Besluiten gebaseerd op onjuiste aannames over de SvI van algemene soorten hebben enorme consequenties. Het opheffen van landelijke vrijstellingen is daar een belangrijk voorbeeld van. Sluiting van de landelijke vrijstelling frustreert elke mogelijkheid tot schadebestrijding en zadelt provincies op met enorme kosten en een stortvloed aan juridisch procedures. Welke rechtbank zou een provincie immers in het gelijk stellen, wanneer zelfs de minister schadebestrijding onverantwoord acht? Wat rest is dat provincies, agrariërs en natuurbeheerders lijdzaam toe moeten zien hoe de meest algemene soorten in Nederland miljoenenschades veroorzaken en inzet voor natuurherstel en biodiversiteit tenietdoen.

Nederland gaat op slot
De eerste effecten van het jachtverbod op haas op basis van een vermeende ongunstige SvI schetsen een somber toekomstperspectief voor de ontwikkeling van ons land: in Groningen wordt worden hazenreservaten ingericht om te voorkomen dat de ruimtelijke ontwikkeling stil komt te liggen. In Limburg worden bezwaren tegen woningbouwplannen gebaseerd op het verlies van habitat; en in Utrecht is nachtzicht-onderzoek naar de aanwezigheid van hazen inmiddels verplicht om in aanmerking te komen voor een bouwvergunning. Algemene soorten zoals de haas, de houtduif, de kauw en het konijn gelijk stellen aan kwetsbare soorten, zoals de hamster en de korhoen, betekent dat we moeten stoppen met bouwen en beginnen met slopen.

Simpele oplossingen

  • Beoordeel de SvI van algemene soorten op basis van relevante wetgeving en internationale verdragen. Voor vogelsoorten geldt de EU Vogelrichtlijn, voor Habitatrichtlijnsoorten geldt de EU Habitatrichtlijn en voor andere soorten geldt nationale wet- en regelgeving.
  • Beoordeel populaties aan de hand van aantalsontwikkelingen binnen geschikt habitat in plaats van op basis van absolute aantallen. In tegenstelling tot de huidige praktijk, sluit deze benadering wel aan op de wettelijke definities van de gunstige SvI. Bovendien biedt dit meer inzichten in de werkelijke drukfactoren, waardoor passend ingegrepen kan worden wanneer een soort wel ondersteuning nodig heeft
  • Beoordeel de SvI op de relevante ruimtelijke schaal. De SvI is een juridisch begrip dat in veel situaties slecht aansluit op de ecologie van soorten. Voorkom (voor in het wild levende dieren) arbitraire provinciale of landsgrenzen.