06:22
19:04
Nachtmodus

Miriam Lancewood: ‘Het jagen geeft mij zelfvertrouwen’

‘Kom naar Nieuw-Zeeland’, merkt Miriam Lancewood (36) halverwege het interviewgesprek op. Mooie gedachte, maar om die stap nu echt te zetten… Dat is ook meteen het meest treffende aan haar boek Mijn leven in de wildernis over haar nomadische bestaan in Nieuw-Zeeland: het  boek confronteert de lezer met alle verplichtingen en de sleur van alledag in Nederland. Miriam: ‘Met een klein beetje spaargeld kun je een heel ander leven leiden. Vrijer, gelukkiger. Als iedereen om je heen angstig, neerslachtig of bazig is, word je dat zelf ook. We beïnvloeden elkaar. In de natuur, en door de jacht, leer je autonoom en helder denken.’

Voor jou geen hypotheekschuld, verplichte bardiensten bij de voetbalvereniging en iedere maandagochtend dezelfde chagrijnige koppen op het treinperron?
‘Wat een schrikbeeld zeg. Een tijdje geleden was ik voor de promotie van mijn boek in Amsterdam. En ik ben niet naïef, maar ik besefte toen wel weer heel goed hoe anders mijn leven is. Zo weinig natuur is er in Nederland, en dat immense Schiphol en al die gesloten kantoren. Het is zo’n snelle wereld waarin Nederlanders leven. Ik zit liever bij een vuurtje mijn geschoten geit te braden.’

Waar zit je momenteel dan? In de bush?
‘Mijn partner Peter en ik hebben vorig jaar een wandeltrektocht gehouden door Europa. Van Frankrijk, Duitsland, Zwitserland om vervolgens via Bulgarije naar Turkije te gaan. Daarover schrijf ik een nieuw boek. Om die reden zitten we in een huis bij vrienden aan de grens van het Abel Tasman National Park. In de buurt van Nelson, dat ligt in de punt van het Zuidereiland in Nieuw-Zeeland (Nieuw-Zeeland bestaat uit een Zuider- en een Noordereiland, red.). Peter leest momenteel vier uur per dag al het nieuws door dat hij heeft gemist. Ik schrijf.’

Oeps, in een huis dus?
‘Dat is wel wennen, ja. Maar je wilt niet weten hoe prettig het is om een stoel en een tafel te hebben. Dat zijn echt de beste uitvindingen van de mensheid. En een aanrecht, niet te vergeten. Gewoon op een normale manier je vlees en groenten snijden. Wat een luxe!’

Hoe ben je eigenlijk in Nieuw-Zeeland terechtgekomen?
‘Als 21-jarige backpacker met een diploma van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding op zak, ben ik eerst naar Zimbabwe gegaan om te reizen en te werken, vervolgens trok ik door naar India. Daar ontmoette ik Peter. Hij leefde er als ‘moderne nomade’. Met hem ben ik door Zuidoost-Azië getrokken om daarna terug te gaan naar Peters vaderland: Nieuw-Zeeland. Na een jaar wonen en werken hebben we ons huis ingeruild voor een leven in de wildernis van Nieuw-Zeeland.’ Tekst loopt door onder de foto.

In jouw boek ‘Mijn leven in de wildernis’ doorkruisen jullie Nieuw-Zeeland van noord naar zuid en van oost naar west. Soms verblijven jullie in trekkershutten, maar meestal in jullie eigen tent. Is er dan helemaal geen contact met de buitenwereld?
‘Jawel, als we op tocht zijn probeer ik al liftend eens in de twee weken een dorp te bezoeken om meel te kopen voor het bakken van brood. En ik check mijn e-mail in een internetcafé. Peter blijft meestal in het kamp. Peter is wel eens bevreesd vanwege mijn onbevangenheid bij het liften. Maar ik laat aan de chauffeurs weten dat ik jager ben; en dus een flink mes op zak heb. Dat maakt indruk. Maar ik heb juist de meeste leuke gesprekken als ik lift. Mensen zijn nieuwsgierig en aardig.’

Op jullie trektochten maken jullie soms de meest helse – koude, storm en regen – omstandigheden mee. Nooit de behoefte om op een plek te blijven waar het mooi en rustig is?
‘Nieuw-Zeeland is echt een paradijs. Zo mooi. Denk aan de mooie beelden in Lord of the Rings. Zo is de wildernis hier echt. Het is dus zonde om op één plek te blijven. Als we een jaar lang alle vier de seizoenen ergens hebben meegemaakt, gaat het kriebelen. En de barre koude daagt de geest uit.’

Je hebt leren jagen, hoe is jou dat vergaan?
‘Ik begon met pijl en boog. Een jaar lang had ik mij daarin bekwaamd. Maar eenmaal in het veld viel het mij vies tegen. Ten eerste kwam ik geen dier tegen. Achteraf bleek dat gewoon pech, we zaten in een gebied zonder veel wild. Los daarvan heeft het jagen mij vooral veel vertrouwen in mezelf gegeven. Ik moest jagen om vlees te bemachtigen, anders hadden we geen eten. Daardoor werd een uiterst beroep gedaan op mijn vaardigheden. In het vinden en benaderen van het wild en in het schieten van de dieren. Maar ook mijn geduld en uithoudingsvermogen.

Mijn eerste dier, een geit want die zijn het makkelijkst, schoot ik pas na zes maanden verblijf in de wildernis. Zo lang had ik nodig om alle kennis en kunde te verzamelen voor een dodelijk schot. Ik was blij, en ook bedroefd omdat de andere geiten treurden om het geschoten dier. Maar eenmaal met het gedode beest op mijn nek, gloeide ik van trots. Ik had een dier bemachtigd dat we konden eten. Het jagen heeft mij een sterker mens gemaakt. In Nederland ben ik als kind vegetarisch opgegroeid, maar vlees is qua voeding echt nodig om te kunnen overleven in de natuur.’

Waarom schiet je eigenlijk met pijl en boog?
‘Tja, goeie vraag. Na twee jaar besefte ik dat een geweer veel effectiever en humaner is dan het schieten met pijl en boog. Die heb ik toen ingeruild voor een Winchester .22 uit het jaar 1900. Oud maar nog zeer goed. Het geweer kon in twee delen in mijn rugzak. En weet je, zo’n pijl kost tien euro. Als ik een keer mis schiet en de pijl raakt een steen, dan is de pijl verwrongen en dus onbruikbaar. Nu heb ik trouwens ook nog een moderner geweer. Een Howa .223 met vizier en demper.’

Wat zijn de jachtregels in Nieuw-Zeeland?
‘Alle exoten mogen onbeperkt worden bejaagd. En dat zijn er heel wat. Nieuw-Zeeland werd voor de kolonisatie alleen bevolkt door vogels. Zoogdieren waren er niet. Dus het schieten van herten, hazen, varkens, konijnen, opossums, geiten: geen probleem. Omdat de exotische dieren een bedreiging vormen voor het ecosysteem van de inheemse vogels, worden alle zoogdieren gezien als een plaag. Jagers worden het hele jaar door aangemoedigd om op jacht te gaan. De overheid strooit ook veel van het vergif 1080 in de bossen, waardoor dieren langzaam doodgaan. Ik denk dat jagen beter is dan vergif. Om een firearms license te bemachtigen moet je wel eerst Nieuw-Zeelander worden, maar een jachtvergunning regel je op het internet binnen een minuut. Nederlanders kunnen ieder seizoen komen jagen, mits ze met iemand de bergen ingaan die een firearms licence heeft.’ Tekst loopt door onder de foto. 

Jaag je veel?
‘Als ik een varken schiet, kunnen we daar een week van eten. Van een haas twee dagen. Dus wanneer het vlees op is, ga ik weer jagen. En het is niet altijd raak. In de helft van de gevallen kom ik met een buit thuis. Ik vind het heerlijk om eropuit te trekken. Alleen al het blije gezicht van Peter als ik met iets thuiskom, maakt mijn dag goed.’

Eet je als voormalig vegetariër het vlees met smaak, of omdat je de voedingsstoffen gewoon nodig hebt?
‘Ik vind het heel lekker. Door mijn vegetarische achtergrond wist ik niet waar kip uit de winkel naar smaakte. Daarom was het voor mij misschien makkelijker om aan de smaak van wild vlees te wennen. De meeste mensen vinden het een te sterke smaak hebben. Haas vind ik het lekkerst, en dan vooral de hazenrug. En o, weet je wat een delicatesse is? De hersenen van een hert. Tastes like marshmallow!’

Ben je nooit bang in de bush?
‘Tuurlijk wel. Als het keihard onweert en onze tent staat onder een van de weinige bomen in het open veld of als ik een idioot wankel hangbruggetje betreed met twintig meter onder mij een woest kolkende rivier… Het is puur fysieke angst van korte duur. Het hoort bij het leven in de natuur, onze voorouders hadden dat ook. Heel anders dan de langzaam sluipende stress die de mensheid vandaag de dag teistert. Je hoort tegenwoordig veel over mensen die last hebben van angst- of paniekaanvallen. Die stress is veel ingrijpender dan de kortdurige fysieke stress die ik soms heb. En mijn lichaam krijgt de kans om te leren van die stress. Ik hield onlangs een lezing voor 1.400 mensen. Ik dacht van tevoren dat ik zou omvallen van de zenuwen. Gelukkig niet. Zo’n zaal vol met mensen is geen gevaar. In de natuur sta ik voor veel grotere uitdagingen.’

En angst dat de mensheid de wereld naar de verdoemenis helpt?
‘Ik snap dat juist in het dichtbevolkte Nederland met angst naar de global warming wordt gekeken. Daarbij is de lucht in Nederland ook tamelijk vies. Kinderen krijgen astma door de stikstofuitstoot. Soms vraag ik mij af waarom niet meer mensen naar schonere oorden verhuizen. Aan de andere kant ben ik door onze wandeltocht in Europa die wij vorig jaar maakten best optimistisch. Overal waar we liepen zagen we bossen die er honderd jaar geleden niet waren. En met de bomen komen de wilde dieren terug. Ik maak me wel druk over de plastic soep die de oceanen vervuilt. Dat bedreigt de kern van ons bestaan.’

In jouw boek schrijf je dat door jouw langdurige verblijf in de natuur jouw intuïtie is gegroeid voor wat de natuur aan goeds en fouts biedt. Vertel eens.
‘Ik was soms zo overweldigd door de schoonheid van de natuur dat ik weleens mystieke ervaringen beleefde. Een soort trip maar dan zonder magic mushrooms. Ik heb er geen drugs voor nodig, het zijn in de natuur is voldoende. Het overkwam me meerdere keren. Maar ook mijn dromen waren soms heel bijzonder. Alsof het in 3D was. Ik kon mijn dromen heel makkelijk sturen en andere mensen aanraken. Ik leerde van mijn dromen en kreeg inzichten aangereikt. Het kan haast niet anders dat onze voorouders die in de natuur leefden, dat ook hebben ervaren. Net als zij kreeg ik intuïtief inzicht in de medicinale of giftige krachten van planten. Alsof die planten tegen mij praatten. Dat deden ze natuurlijk niet echt – ik ben niet maf – maar mijn natuurlijke intuïtie die blijkbaar ver was weggestopt, kwam naar boven.

Merkwaardige ervaring was ook dat sommige boomsoorten aan Peter en mij lieten weten dat zij ons liever niet in de buurt hadden. Heeft waarschijnlijk met hun wortelgevoeligheid te maken. Klinkt zweverig, maar dat is het echt niet. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat bomen via chemicaliën die door hun wortels stromen, met elkaar communiceren. Bijvoorbeeld om elkaar te laten weten waar er water te vinden is. En blijkbaar lukte het die bomen ook om iets uit te stralen dat ze ons niet in de buurt wilden hebben. Intuïtief voelden Peter en ik dat allebei op hetzelfde moment aan.’

Waar praten jij en Peter eigenlijk over en heb je nog wel iets te bespreken als je zo intensief met elkaar optrekt?
‘Gek genoeg hebben we altijd wel iets om over na te denken of te filosoferen. We hebben continu de tijd en ruimte om tot onze gedachten te komen. Dat is heel prettig. Ik ervaar dat onze geesten geen gesloten eenheden zijn. Elkaars gedachten en gevoelens kunnen we lezen. Haast letterlijk bedoel ik dat dan. We beïnvloeden elkaar. Daar is denk ik niets geks aan. Hetzelfde gebeurt als je je in een groep mensen begeeft waarin iedereen angstig, neerslachtig of bazig is, dan word je dat zelf ook. Dat is dan minder prettig. Het mooie van het leven in de natuur is dat je leert autonoom en helder te denken. Niet vertroebeld door de gedachten van vele andere mensen.’ Tekst loopt door onder de foto.

Word je elkaar nooit zat als je maanden achtereen met elkaar op pad bent?
‘We doen niet zoveel, haha. Stress is er daarom niet. En dus ook weinig reden om je ergens druk over te maken. Maar natuurlijk hebben we wel eens meningsverschillen, meestal over iets functioneels. Nou goed, als ik Peter zat ben ga ik even lekker jagen. Of een paar dagen in mijn eentje op pad.’

Zou je andere mensen aanbevelen om een ‘moderne nomade’ te worden?
‘Peter en ik hanteren de ‘open-deur-filosofie’. We laten ons verrassen door wat op ons pad komt. Als iemand ons uitnodigt voor een boottocht naar een eiland en dat idee staat ons aan, springen wij op die boot. Wij hebben de tijd aan onszelf. Wij leefden jaren van de rente van ons spaargeld, nu leven we van de opbrengsten van mijn boek Mijn leven in de wildernis. Daarmee kun je dus een heel ander leven leiden. Zuinig, maar wel vrijer en gelukkiger. En met een kleine ecologische footprint. Dus ja, waarom zou ik dat niet aanbevelen? Maar ik heb niet de illusie dat veel mensen dat zullen doen.’

Zou je met kinderen ook een nomadisch leven kunnen hebben?
‘Lastig. Je weet niet of kinderen zitten te wachten op een nomadisch bestaan. Zelf vond ik het al vreselijk om uit een klein dorpje in de Achterhoek naar de stad Assen te verhuizen. Kinderen zijn denk ik vaak gelukkig op de plek die zij gewend zijn. Voor hen is daar nog genoeg te ontdekken. Met kinderen zou ik het nomadische leven niet kunnen leiden. Ik denk dat ik mij ook continu zorgen zou maken over scholing, inenten, technologie. Dat Peter geen kinderen wil, maakt het voor mij wel makkelijker: het is geen issue bij ons.’

Wat brengt de dag van morgen?
‘Eerst slapen, haha. Het is hier nu acht uur in de avond en het wordt donker, dus ik ga zo naar bed. Ik leef bij het ritme van de dag, al wordt het mij door al het elektrische licht in de stad wel moeilijk gemaakt. Morgen tik ik verder aan mijn nieuwe boek. Onderweg heb ik nauwelijks aantekeningen gemaakt en ook geen foto’s, want een smartphone heb ik niet. Ik onthoud veel. Onbewust staan al mijn zintuigen op scherp als ik mij in de wildernis begeef.’

  • Delen: