Site Logo

Indische gans

De Indische gans is een opvallende exoot met een dubbele zwarte kopstreep en heeft zich succesvol gevestigd als broedvogel in Nederland, vooral in het rivierengebied. Ze broeden in halfopen landschappen en zijn vaak te vinden in gemengde groepen met andere ganzensoorten.

Naamgeving

Indische gans (Anser indicus). E: Bar-headed Goose, D: Streifengans, F: Oie à tête barrée.

Uiterlijk

Deze opvallende exoot is herkenbaar aan het wit-grijze verenkleed en de dubbele zwarte streep op de kop. De soort komt oorspronkelijk uit Midden-Azië en is bekend om zijn vermogen om op extreem grote hoogte, over de Himalaya, te vliegen tijdens de trek.

Lengte: ± 68–78 cm
Spanwijdte: ± 142–186 cm

Biotoop en leefwijze

Indische ganzen zijn verwilderde vogels die oorspronkelijk uit watervogelcollecties komen. Ze trekken vaak op met grauwe ganzen en soepganzen en broeden in Nederland, met name in het rivierengebied (zoals Utrecht). Ze kiezen halfopen landschappen met moeras, struweel en riet voor hun broedplaatsen, vaak moeilijk bereikbaar. Nestlocaties zijn vaak op de grond, goed verborgen in riet of onder struiken. Langs de Lek broeden ze ook op kribben en stuweilanden. Paren zijn honkvast.

Ruiperiode

Half juni – eind juli

Broedwijze

Semikoloniaal – koloniaal

Indische ganzen broeden zowel solitair als in kolonies, soms samen met andere soorten zoals grauwe ganzen of soepganzen. In Nederland begint de eileg eerder dan in hun natuurlijke broedgebied (China, Tibet en Mongolië), vermoedelijk door het mildere klimaat. Er zijn ook kruisingen waargenomen met grauwe ganzen, soepganzen en brandganzen.

Voortplanting

  • Broedperiode: begin april – eind juni

In Nederland leggen Indische ganzen eieren tussen begin april en eind mei. De meeste jongen komen uit in de vierde week van mei. In Zuid-Holland valt de broedperiode voornamelijk in mei en juni.

Voedsel

Indische ganzen eten hoofdzakelijk grassen.

Voorkomen

Indische ganzen komen in alle provincies van Nederland voor. In 2005 werd het aantal broedparen geschat op 100; tegenwoordig ligt dat rond de 150. De totale populatie wordt geschat op 300–400 exemplaren.

Bejaging

Beheer en eventuele bejaging van Indische ganzen gebeurt op provinciaal niveau.

Literatuur