06:35
20:40
Nachtmodus
Foto: Erik van Til

Praktijkexamens in aantocht – techniek van het hagelschieten

Eind mei is het weer zover. Cursisten van de jachtopleiding mogen laten zien of ze het hagel schieten, kogel schieten en de jachtpraktijk onder de knie hebben. In aanloop naar deze examens behandelen we de techniek van deze drie onderdelen. Bij elk onderwerp vertelt een van de examinatoren van de Stichting Jachtopleiding Nederland waar je op moet letten.*

*Dit artikel verscheen in De Jager in 2016, tekst: Myrthe de Bruin en foto’s: Erik van Til

In deze eerste aflevering beginnen we met de techniek van het hagel schieten. SJN-examinator en schietinstructeur Diana van der Valk geeft tekst en uitleg.

Geen zin om het hele artikel te lezen? Diana maakte ook dit filmpje.

De verschillende duiven op een rijtje:

Inkomer 

Deze duif wordt vanuit een hoge toren naar je toegeworpen en passeert je op ongeveer twaalf meter hoogte.

Voetenstand: je voorste voet wijst in de richting van de toren.

Startpunt: Je start bij de werpmachine. Staat de werpmachine in een hok, dan zet je de korrel aan de onderkant van de opening. Je oog maakt nu via de korrel een rechte lijn met de onderkant van de opening van het hok. De korrel blijft gedurende het schouderen daar staan! Tijdens het schouderen zorgt je voorste hand dat de loop op hoogte blijft en breng je met de achterste hand de kolf naar je jukbeen. Het grootste gevaar hier is dat je je voorste hand laat zakken. Hierdoor zakt je loop en moet je dus een veel grotere beweging maken om weer bij de duif te komen. Dit zogenaamde ‘zwiepen’ of ‘scheppen’ moet je dus zien te voorkomen.

Schietbeweging: Pas als de duif het hok heeft verlaten, ga je er met je loop achteraan. Vervolgens haal je de duif rustig in. Op het moment dat je de duif niet meer ziet, haal je de trekker over en maak je je beweging af. En dat is meteen ook het onnatuurlijke aan het schieten van deze duif. Je schiet op iets wat je niet meer ziet. Bij deze duif moet je een zogenaamde voorgift geven. Omdat de inkomende duif naar je toekomt, verdwijnt de duif op het moment van inhalen achter je loop en wordt daardoor aan het zicht onttrokken.

Wat is de schiettechniek bij de inkomende duif?

Afgaande duif

Deze duif vliegt van je af. Hierbij maakt de duif een boog, hij gaat eerst iets omhoog, om vervolgens langzaam te zakken.

Voetenstand: De voorste voet wijst naar voren.

Startpunt: Kijk goed naar de zichtduif en volg de baan van de duif. Bepaal richting en hoogte van de duif en beslis waar je duif straks wilt gaan schieten. Zet de korrel van je ongeschouderde geweer op dat punt.

Schietbeweging: De techniek achter deze duif is dat je de onderkant van de duif aantikt met de korrel van je geweer. Op dat moment haal je de trekker over. De meest voorkomende fouten bij deze duif zijn te veel ruimte tussen korrel en duif of een te hoog geschouderd geweer, waardoor je startpunt te laag is. In deze twee gevallen schiet je onder de duif door. Schiet je over de duif heen, dan was je startpunt te hoog of je hebt te laag geschouderd waardoor je op de bies keek en dus opschot hebt.

Rabbit 

De rabbit is de enige kleiduif die niet vliegt, maar rolt. De rabbit rolt altijd van rechts naar links.

Voetenstand: De voorste voet wijst naar het punt waar je de rabbit wilt gaan schieten. Dit punt ligt ergens op de helft en het eind van de mat.

Startpunt: Het startpunt van de rabbit ligt een meter of twee uit het hok en net onder de mat waar de duif overheen rolt. De reden hiervoor is dat je ogen een fractie van een seconde nodig hebben om de duif te registreren. De rabbit heeft veel snelheid en is op het moment dat je hem ‘registreert’, al een paar meter uit het hok. Heb je de loop in het hok staan, dan moet je een veel grotere beweging maken om de rabbit in te halen. Is je startpunt veel te hoog of veel te laag, dan moet je naast een horizontale beweging, ook nog een verticale beweging maken. Kies je startpunt daarom altijd zorgvuldig en bewust.

Schietbeweging: Ook al staat je loop niet in het hok, je kijkt met je ogen wel in het hok. Volg de duif met je ogen. Zorg dat tijdens het schouderen je loop op hoogte blijft, dus laat je voorste hand niet zakken! Op het moment dat de duif de loop passeert, beweeg je de loop mee. Je kijkt nu dus weer recht over je loop naar de korrel. De draaibeweging moet uit je heupen komen. Ook bij deze duif moet je een voorgift geven, dus je haalt de rabbit rustig in en pas als je de rabbit gepasseerd bent, haal je de trekker over.


De dwarse duiven

De twee dwarse duiven vliegen dwars voor je langs. De duif uit het zogenaamde hoge huis vliegt van links naar rechts, de duif uit het lage huis vliegt van rechts naar links. De duif uit het lage huis wordt tijdens het jachtexamen geschoten vanaf skeetpositie drie. De duif uit het hoge huis wordt tijdens het jachtexamen geschoten vanaf skeetpositie vijf.

Startpositie bij dwarse duiven

Lage huis 

Voetenstand: Zet je voorste voet in de richting waar je de duif wil gaan schieten. Dit is dus niet in de richting van het lage huis, maar ongeveer halverwege tussen het lage en het hoge huis.

Startpunt: Je startpunt ligt iets uit het lage huis en op de hoogte waarop de duif het lage huis verlaat. Zet je de loop te hoog, dan verdwijnt de duif achter je loop en ben je hem dus ‘kwijt’ en dat kost tijd. Zet je de loop te laag, dan moet je in je schietbeweging een extra beweging naar de duif toe maken met het risico dat je gaat scheppen.

Schietbeweging: Laat de duif vertrekken, ga er in een vloeiende beweging achteraan, haal de duif gecontroleerd in, en haal als je de duif voorbij bent de trekker over. Net als bij de rabbit is het heel belangrijk dat de schietbeweging uit je heupen komt. En ook bij deze duif moet je dus een voorgift geven.

Hoge huis

In principe is de techniek achter de duif uit het hoge huis dezelfde als voor de duif uit het lage huis. Het enige verschil is dat deze duif van links naar rechts vliegt en iets hoger start.

Voetenstand: Zet je voorste voet in de richting waar je de duif wil gaan schieten. Dit is dus niet in de richting van het hoge huis, maar ongeveer halverwege tussen het lage en het hoge huis.

Startpunt: Je startpunt ligt iets uit het hoge huis en op de hoogte waarop de duif het hoge huis verlaat. De startpositie bij deze duif is dus hoger dan bij de duif die uit het lage huis komt.

Schietbeweging: De schietbeweging is in beginsel hetzelfde als bij de duif uit het lage huis. Je maakt de beweging nu alleen van links naar rechts. Laat de duif vertrekken, ga er in een vloeiende beweging achteraan, haal de duif gecontroleerd in, en haal als je de duif voorbij bent de trekker over.


Succesvol kleiduiven schieten valt of staat met een goede basistechniek. Heb je het over basistechniek dan heb je het over voetenstand, houding, het bepalen van je startpunt en het schouderen. Een goed schot zit voor 90 % in een goede voorbereiding. Het is dan ook belangrijk dat je voor elk schot nagaat of de basis in orde is.

Voetenstand
Zet je voeten altijd op schouderbreedte neer. Staan je voeten te dicht naast elkaar, dan sta je instabiel. Zet je je voeten te breed, dan kun je moeilijker roteren en bewegen. Hierdoor kun je, zeker bij de dwarse duiven en de rabbit, je draaibeweging niet in een rechte lijn maken en mis je de duif.

Voeten op de juiste breedte gezet? Zet dan nu met je ene voet een stapje naar voren. Rechtshandige schutters zetten de linkervoet een stapje naar voren, linkshandige schutters doen dit met de rechtervoet. De andere voet blijft staan, maar je draait wel vanuit de hak de voet iets naar buiten. Je voetenstand is nu perfect. Let er wel even op dat je je knieën niet op slot hebt staan, haal de spanning van je knieën.

Het enige wat je nu nog moet controleren is de richting waarin je voorste voet wijst. Deze voet staat altijd in de richting waar je de duif van plan bent te gaan schieten. Dus niet waar je de duif oppikt. Zo sta je op het moment dat je de trekker overhaalt recht achter je geweer en draai je jezelf niet op slot.

Houding en schouderen (foto’s: goede houding + met de hak van de grond)
Niet alleen je voetenstand is belangrijk, ook de houding van de rest van je lichaam is bepalend voor een goed schot. Zorg dat je bovenlichaam licht naar voren gebogen is. Staan je voeten goed en is je houding in orde, kijk dan naar de korrel van je nog ongeschouderde geweer. De korrel moet op de hoogte staan van je startpunt, het punt waar je straks wilt beginnen met het oppikken van de duif.

Tijdens het schouderen blijft je voorste hand op dezelfde hoogte als voor het schouderen (en je korrel dus op het startpunt). Met je andere hand breng je het geweer naar je jukbeen. Sta je geschouderd, dan maakt de kolf contact met je jukbeen en kijk je vlak over de loop heen. De bovenkant van de kolf staat bij goed schouderen gelijk met de bovenkant van je schouder.

Zorg dat je een passend wapen hebt, anders kun je niet goed schouderen. Bij een passend wapen kijk je, wanneer je goed schoudert, over je loop heen en zie je alleen de korrel en geen bies. Zie je toch bies dan heet dat opschot. Je schot gaat dan over de duif heen.

Voorgift
Een van de belangrijkste aspecten van het kleiduivenschieten is de voorgift. Bij zowel de inkomer, de rabbit en de dwarse duiven is voorgift van essentieel belang om de duif te kunnen raken. Een kleiduif is een bewegend object met een bepaalde snelheid. Wanneer je op de duif schiet, duurt het even voordat de hagel bij de duif is. Ondertussen vliegt de duif door en is het resultaat dat je achter de duif langs schiet.

Voorgift is dus de ruimte die tussen de duif en de korrel moet zitten om de duif te raken. Anders gezegd, voorgift is de afstand waarmee je de duif moet inhalen om de duif te raken. De grootte van de voorgift is afhankelijk van de afstand tussen de schutter en de duif, en de snelheid van de duif. De schietbeweging bestaat dus uit het volgen van de baan van de duif, de duif inhalen en vervolgens de baan van de duif extrapoleren. Je haalt de trekker pas over als je de duif gepasseerd bent.

Vanuit de heupen
Bij alle dwarse duiven is de manier waarop je draait, grotendeels bepalend voor het resultaat. Deze beweging moet uit je heupen komen. Draai je alleen met je armen, dan maak je in horizontale richting geen rechte beweging, maar wordt het een soort boog. Met als gevolg dat je over de duif heen schiet.

Om deze beweging onder de knie te krijgen, is er een eenvoudige oefening. Deze oefening doe je zonder wapen. Strek de arm waarmee je normaal je geweer stuurt, recht voor je uit. Voor rechtshandige schutters is dit de linkerarm, voor linkshandige schutters de rechterarm. Leg nu de hand van je andere arm over de elleboog van je gestrekte arm. Strek de wijsvinger van je gestrekte arm. Volg met je wijsvinger de baan van de kleiduif. Je merkt dat je met je hele bovenlichaam en vanuit je heupen draait. Deze draaibeweging is essentieel bij de dwarse duiven.

  • Delen:

Gerelateerd nieuws