Naamgeving
Canadese gans (Branta canadensis), E: Canada Goose, D: Kanadagans, F: Bernache du Canada.
Uiterlijk
De Canadese gans is de grootste ganzensoort in Nederland en is afkomstig uit Noord-Amerika. Het is een exoot die inmiddels stevig gevestigd is in ons land. In Nederland komen zowel de grote als kleine Canadese gans voor, waarbij de grote het meest algemeen is. Ondersoorten zijn in het veld moeilijk te onderscheiden.
Lengte: ♂ 99 cm, ♀ 94 cm
Vleugellengte: ♂ 49 cm, ♀ 47 cm
Gewicht: ♂ 4900 g, ♀ 4400 g
Biotoop en leefwijze
De Canadese gans komt voor in waterrijke graslandgebieden, maar ook in bosrijke streken. Ze foerageren op graslanden, akkers en graangewassen zoals zomertarwe. De soort wordt vaak samen met andere ganzensoorten aangetroffen, zoals grauwe ganzen, kolganzen en brandganzen. De nesten worden meestal op de grond gebouwd, goed verscholen in riet, bosjes of op moeilijk toegankelijke locaties. In Zuid-Holland en Brabant zijn ook nesten op daken en in moerassige veengebieden gevonden. Tijdens de ruiperiode verzamelen de ganzen zich rond open water, zoals plassen en parkvijvers, waar zij zich tijdelijk niet kunnen verplaatsen. Daarbij gebruiken ze omliggende graslanden om te foerageren.
Ruiperiode
Begin juni – half juli (later dan de grauwe gans)
Broedgedrag
Solitair – semikoloniaal
Voortplanting
- Aantal legsels: 1 per jaar
- Aantal eieren: 4–6 geelachtige witte eieren
- Broedduur: 28–30 dagen
- Broedperiode: begin april – half juni
Voedsel
De Canadese gans voedt zich met grassen, moerasplanten, zaden, maar ook met kleine ongewervelden zoals wormen en insecten.
Bejaging
De soort is in heel Nederland bejaagbaar op basis van de landelijke vrijstelling, vanwege zijn status als exoot en de potentiële schade aan landbouwgewassen.
Voorkomen
De Canadese gans broedt in alle provincies van Nederland, maar vooral in laag-Nederland. In 2012 werd het aantal broedparen geschat op 5.000–11.000. Tijdens tellingen in 2014 werden 43.000 overzomerende Canadese ganzen geregistreerd.
Literatuur
- van Dorst (2011). Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland. Wageningen University.
- Huber, J. (2003a). Het canadensis-type. De Nederlandse Jager 108(8): 10–11.
- IJsseling, M.A. (1980). Thieme’s Vogelatlas, De Europese broedvogels 1. Zutphen: Thieme.
- Lensink, R. (2002b). Grote Canadese Gans Branta canadensis. In: Atlas van de Nederlandse broedvogels, dl. V. Naturalis/KNNV, Leiden, Utrecht, p. 104–105.
- Lensink, R. (1996). De opkomst van exoten in de Nederlandse avifauna: verleden, heden en toekomst. Limosa 69(3): 103–130.
- Lensink et al. (2010). Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland. Rapportnr. 09-115.
- Montizaan, M.G.E. & Siebenga, S. (2010). Wbe-Databank – populatie- en afschotcijfers. Nieuwsbrief 8, KNJV, Amersfoort.
- Nienhuis, J. (2006). Grote Canadese Ganzen in Noord-Nederland in 2006. Twirre natuur in Fryslân 17(4): 138–141.
- Tolkamp, W. & Guldemond, J.A. (2007a). Monitoring Zomerganzen. CLM Onderzoek en Advies, Culemborg.