Natuurinclusieve landbouw: haalbaar of verre toekomstmuziek?
Van kruidenrijk grasland tot robuuste veerassen, van organische mest tot stallen met nestgelegenheid, van houtwallen tot het optimaliseren van de bedrijfskringloop: natuurinclusieve landbouw is meer dan een modewoord. Steeds meer boeren gaan overstag en wat goed is voor de natuur, is ook goed voor de jager.
Tekst: Oswin Schneeweisz / Dit artikel verscheen in De Jager, februari 2021
Natuurinclusieve landbouw is de hype voorbij. Overal in het landschap verschijnen, niet zelden met hulp van jagers, kruidenrijke akkerranden en houtwallen. Goed voor de biodiversiteit en ze bieden dekking en voedsel aan wilde dieren. En het einde aan de vergroeningsmaatregelen is nog lang niet in zicht. Zeker niet, nu boeren in het nieuwe GLB (Europese Gemeenschappelijke Landbouwbeleid) vergroeningsmaatregelen moeten uitvoeren om premies binnen te halen. Maar wat is nou precies natuurinclusieve landbouw en wat betekent het voor boer en jager?
Koudwatervrees
Natuurinclusieve landbouw is duurzame landbouw die uitgaat van een veerkrachtig voedsel- en ecosysteem. Het is een manier van voedsel produceren die gebruik maakt van alles wat de natuur op, om en onder het bedrijf te bieden heeft. Het versterkt de biodiversiteit op en rond het boerenland en belast de natuur zo min mogelijk. Natuurinclusieve landbouw is een manier om de landbouw ecologisch robuuster te maken, met aandacht voor een veilige en hoogwaardige voedselproductie met minder milieudruk, meer aandacht voor de kwaliteit van het landschap, water en verbetering van de biodiversiteit. Het klinkt allemaal prachtig, maar hoe haalbaar is het in de praktijk? Daarover is nog lang niet iedereen het eens. ‘Ik ben ervan overtuigd dat meer mogelijk is dan nu nog veel boeren denken’, zegt Jan Willem Erisman, hoogleraar Milieu en Duurzaamheid aan de Universiteit Leiden. Daar plaatst Ben Haarman, portefeuillehouder Natuur- en Landschapsontwikkeling bij LTO Nederland, wel de volgende kanttekening bij: ‘Er moet rekening gehouden worden met randvoorwaarden zoals een goed verdienmodel, want een boer moet uiteindelijk wel zijn boterham kunnen verdienen.’
Jan Willem Erisman: ‘Er moet rekening gehouden worden met randvoorwaarden zoals een goed verdienmodel, want een boer moet uiteindelijk wel zijn boterham kunnen verdienen.’
Goede stappen
‘In 2030 moet 50 procent van de boeren natuurinclusief werken op niveau 2’, zo luidt de doelstelling van het ministerie van LNV’, zegt Erisman. Er zijn vier niveaus: Op het tweede niveau zijn de kringlopen op het bedrijf geoptimaliseerd en is er ruimte voor natuurlijk gedrag van dieren en beheer van landschapselementen en beheer ten behoeve van soorten. Verschillende provincies, waaronder Gelderland, Friesland, Brabant en Limburg, hebben concrete maatregelen ontwikkeld. Dus er zijn goede stappen ondernomen. Wat nog ontbreekt is een systematiek, zoals de biodiversiteitsmonitor, waardoor je ook zichtbaar kunt maken waar je precies op stuurt. Dat systeem is nog in ontwikkeling. Ik ben positief als het over de toekomst gaat. Kijk naar Schiermonnikoog. Daar laten zeven boeren zien dat je kunt omschakelen naar natuurinclusieve landbouw. Ik vind dat een prachtig voorbeeld van hoe het in heel Nederland zou moeten.’
Minder melkproductie
Op Schier is sprake van intensieve melkproductie met import van kunstmest en krachtvoer, export van melk en zelfs mest naar het vaste land. Gevolg: een forse stikstofuitstoot die de kwaliteit van het landschap en de waardevolle natuur op het eiland aantast. Erisman: ‘De zeven melkveehouders sloegen de handen ineen en werkten samen met natuurbeschermers, overheden, de melkfabriek en bank aan een oplossing die goed is voor natuur én boeren. Ze spraken af om 35% minder melk te produceren om de stikstofuitstoot fors te verminderen. De boeren gaan kaas maken en er komt een zuivelhoeve op het eiland. Over 5 jaar verdienen ze meer dan nu, met minder melk. Ze hebben een eigen coöperatie opgericht voor zuivelproducten en hebben daarnaast ook nog een contract met Friesland-Campina wat hen een afname van de melk garandeert.’
Genormaliseerd
Een natuurinclusieve boer gaat uit van de kracht en de beperkingen van de natuur, dat is een compleet andere benadering dan de traditionele landbouw die het landschap en de natuur zoveel mogelijk probeert te beheersen om een hogere productie te behalen. Erisman: ‘Een voorbeeld: nu is alles genormaliseerd omdat alles onder één kwaliteitsnorm op de markt moet worden gebracht. De melk die uit de fabriek komt is overal hetzelfde. Maar dat is natuurlijk niet de praktijk. Er zitten grote verschillen in kwaliteit en in hoeveelheid. We hoeven niet overal dezelfde hoeveelheid melk te produceren. In de ene regio verdien je weer wat meer met andere producten dan in de andere regio. Daarnaast zitten we gevangen in een systeem van overproductie, waarmee we de lage prijzen in stand houden. Door aan die knoppen te draaien kun je al veel veranderen: zowel voor de natuur als voor de landbouwer.’
Gesloten kringloop
Annette Harberink van Natuurderij Keizersrande is een van de boeren die de omslag maakte. Sinds 2010 heeft ze een natuurinclusief landbouwbedrijf op 135 hectare pachtgrond in de uiterwaarden ten noorden van Deventer waar ze koeien houdt voor de productie van melk, kaas en vlees. De bedrijfsvoering staat geheel ten dienste van de natuur- en landschapswaarden, waarbij gestreefd wordt naar een gesloten kringloop. De granen uit de akkerbouw en de grassen van de weilanden worden deels gebruikt als voedsel voor de veestapel, die op zijn beurt weer zorgt voor bemesting van het gebied. Er worden zo’n 75 koeien gemolken, die met ossen en jongvee het grootste gedeelte van het jaar in de uiterwaarden grazen. Het grootste deel van de melk gaat naar ZuiverZuivel, waar er diverse producten van worden gemaakt die te koop zijn bij natuurvoedingswinkels.
Educatie en landschapsonderhoud staan hoog in het vaandel op het bedrijf. ‘Onze bedrijfsvoering staat geheel in dienst van de ontwikkeling van natuur’, zei ze in een interviewreeks voor de Rijksdienst Ondernemend Nederland. Harberink: ‘Zo worden bijvoorbeeld niet alle gronden in gelijke mate begraasd, bemest en gemaaid waardoor er op het land de ruimte en mogelijkheid is voor een grote diversiteit aan planten, insecten en vogels die uniek zijn voor dit gebied. Ook worden de karakteristieke elementen in het landschap in stand gehouden en beheerd, zoals poelen, meidoornhagen, rivierarmen, heggen en hagen. We hebben een veestapel die in overeenstemming is met de voederoppervlakte. Dit maakt het gebruik van krachtvoer en antibiotica nagenoeg overbodig. De dieren krijgen 100% biologische voeding en worden niet onthoornd. We laten de koeien afkalveren in het voorjaar als ze de beschikking hebben over hoogwaardig voedsel. Onze koeien staan zoveel en zo lang mogelijk buiten in het gras. Als het echt te koud wordt en er niet meer voldoende gras is, houden we de dieren binnen in een ruime potstal. De potstal wordt meerdere malen per dag voorzien van een nieuwe laag stro. Hierdoor worden meststoffen gebonden en kunnen de koeien comfortabel liggen in de stal. Voor het vlees laten wij de koeien zelf slachten. Het vlees wordt verpakt, ingevroren en in onze selfservice winkel verkocht.’
Stap te ver
Veel boeren lopen bij de omschakeling naar natuurinclusief echter ook tegen grote problemen aan. Zo ook Bartele en Rianne Holtrop. Zij experimenteerden op een boerderij met 44 hectare land en 120 Jersey pinken met kruidenrijk gras en klaver zonder krachtvoer en bijproducten en zonder het gebruik van antibiotica. Holtrop zei op de site van Ondernemend Nederland: ‘De eerste jaren ging het prima. De koeien brachten sterke kalveren en stonden er in het voorjaar prachtig bij. Maar na een paar jaar merkte de melkveehouder dat de koeien vooral in de zomermaanden zwakker werden. ‘Na juni zag je de koeien veranderen in chagrijnige dieren. De kracht is uit het gras. In de herfst stijgt het eiwitgehalte wel weer, maar dan schort het aan energie. Daarom krijgen de koeien sinds dit jaar ook weer krachtvoer bijgevoerd. Ook kwam de melkveehouder terug op zijn streven om totaal geen antibiotica te gebruiken. ‘Als een koe een baarmoederontsteking heeft, moet je haar meteen behandelen en niet twee weken laten lijden. Het dierenwelzijn was in het geding door onze manier van boeren. Dan moet je zo realistisch zijn om je ideaal en werkwijze aan te passen. Ik vind het belangrijk om een realistisch beeld neer te zetten. Natuurinclusief boeren zoals wij voor ogen hadden, is voor ons een stap te ver. Misschien is het wel mogelijk, maar niet als je net fors hebt geïnvesteerd en iedere maand een behoorlijke rente en aflossing moet betalen.’
Goed verdienmodel
‘Je kunt niet in een keer van de vloer naar de zolder springen’, zegt Ben Haarman van LTO. ‘Eerst moeten de randvoorwaarden geregeld zijn: wetgeving en een goed verdienmodel. Als dat is geregeld kunnen we in 2030 denk ik best heel ver zijn. Voor onze leden is natuurinclusieve landbouw allang geen vergezicht meer. Het recente onderzoek van het Planbureau voor de Landbouw bevestigt dit nog maar eens. Maar boeren kunnen het niet alleen, het moet haalbaar zijn. Als wij als samenleving willen omschakelen naar een ander type land- en tuinbouw, dan moeten boeren zekerheid hebben dat de te nemen maatregelen financieel verantwoord zijn. Dan kan als agrarisch natuur- en landschapsbeheer door boeren de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen tot serieuze bedrijfstak, waar de boer ook inkomsten mee genereert.’
Jagers
Ook jagers spelen bij de transitie naar natuurinclusieve landbouw een belangrijke rol. Zij leveren immers, vaak samen met de boer, een waardevolle bijdrage aan natuurbeheer en biodiversiteit. Haarman: ‘Het aanleggen van wildakkers, het plaatsen van broedkorven, het inzaaien van kruidenrijke overhoekjes, weidevogelbeheer en natuurlijk het verminderen van de predatiedruk en bescherming van vanggewassen: dat zal in de toekomst alleen maar belangrijker worden. Je zou zelfs kunnen stellen; hoe natuurinclusiever wij worden, des te belangrijker wordt de rol van de jager. Want als we agrobiodiversiteit een kans willen geven moet er schadebestrijding door middel van bejaging plaatsvinden. Dat betekent echter ook dat de mogelijkheden om dat te doen verruimd moeten worden: wat heeft het immers voor zin om aan weidevogelbeheer te doen als de nesten worden leeggevroten en wat heeft het voor zin om extensiever te boeren als de dassen je halve akker overhoop halen.’