Site Logo

Wild zwijn

Het wild zwijn (Sus scrofa) is een allesetend nachtdier dat vooral voorkomt op de Veluwe en in De Meinweg, maar zich gestaag verspreidt naar andere delen van Nederland. Populatiebeheer is noodzakelijk vanwege landbouwschade, verkeersgevaar en gezondheidsrisico’s.

Naamgeving

Wild zwijn (Sus scrofa). E: Wild boar, D: Wildschwein, F: Sanglier

Uiterlijk

Schouderhoogte: 60–110 cm
Gewicht: keiler (mannetje) 60–150 kg, zeug (wijfje) 45–100 kg

Biotoop

Het wild zwijn leeft in uitgestrekte loof- en gemengde bossen, elzenbroekbos, struweel, rietvelden, moerassen en ouder naaldbos met dichte ondergroei.

Leefwijze

Wilde zwijnen zijn vooral actief in de schemering en ’s nachts. In rustige gebieden zijn ze soms ook overdag actief. Een groep (rotte) bestaat meestal uit zeugen, overlopers en biggen en kan tot 30 dieren groot zijn. Keilers leven buiten de voortplantingstijd solitair. Tijdens de bronst (rauschtijd) sluiten ze zich tijdelijk weer aan bij een rotte na felle dominantiegevechten.

Voortplanting

Rauschtijd: september – januari
Draagtijd: 16–17 weken
Aantal worpen: 1–2 per jaar
Worpgrootte: gemiddeld 7–8 biggen

Voedsel

Wilde zwijnen zijn alleseters. Ze eten gras, eikels, beukennoten, knollen, paddenstoelen, bosvruchten, larven, wormen, slakken, kevers, jonge konijnen, knaagdieren, vogels, reptielen, amfibieën en aas.

Voorkomen

Wilde zwijnen komen vooral voor op de Veluwe en in Nationaal Park De Meinweg. Daarnaast zijn er populaties in Limburg en Noord-Brabant, waar ze leven in zogeheten nulstandgebieden. Ondanks het rijksbeleid breidt het leefgebied zich uit.

Wilde zwijnen komen vooral voor in de twee aangewezen leefgebieden (Veluwe en Meinweg). Daarbuiten komen er honderden dieren voor in Limburg en Noord-Brabant.

Bejaging

Buiten de leefgebieden Veluwe en Meinweg geldt een nulstandbeleid vanwege landbouwschade, verkeersveiligheid en veterinaire risico’s. Toch breidt de populatie zich uit naar o.a. Gelderland, Brabant en Drenthe.

Op de Veluwe wordt gewerkt met een flexibel populatiebeheermodel, gebaseerd op het voedselaanbod en de maatschappelijke draagkracht per gebied. Door overvloedige mast (eikels, beukennootjes) werd de gewenste voorjaarsstand in recente jaren niet gehaald. Hierdoor daalde het afschot, omdat de zwijnen minder goed op lokvoer afkwamen.

In Limburg werden in 2007/08 buiten het leefgebied De Meinweg meer wilde zwijnen geschoten (329 stuks) dan daarbinnen (156 stuks).

Literatuur

  • Lange, R., Twisk, P., Van Winden, A. & Van Diepenbeek, A. (2003). Zoogdieren van West-Europa. 2e druk. Utrecht, KNNV Uitgeverij.
  • Montizaan, M.G.E. & Siebenga, S. (2010). WBE-Databank – populatie- en afschotcijfers. Nieuwsbrief 8. Amersfoort, Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging.
  • Spek, G.J., Vereniging Wildbeheer Veluwe (persoonlijke mededeling).