Naamgeving
Smient (Anas penelope)
Engels: Eurasian wigeon, Duits: Pfeifente, Frans: Canard siffleur
Uiterlijk
Het mannetje heeft een roodbruine kop, geel voorhoofd, grijs dek en een roze borst. Vrouwtjes zijn bruin en gevlekt. Smienten zijn kleiner dan wilde eenden en krakeenden.
- Lengte: 46 cm
- Vleugellengte: 26 cm
- Gewicht: ca. 800 gram
Biotoop
De smient komt vooral voor in wateren met rijke vegetatie, zoals moerassen en plassen. Tijdens de trek zijn ze zowel aan de kust als op binnenwateren te vinden.
Leefwijze
Smienten zijn trekvogels die in september arriveren uit Noord-Europa. De paarvorming gebeurt in de winter via groepsbalts. Mannetjes trekken in juni weg naar ruigtes. Overwintering vindt plaats in West-Europa en het Middellandse Zeegebied.
Voortplanting
- Broedperiode: mei – juni
- Aantal eieren: 7–10 (geel- tot bruinachtig)
- Broedduur: 22–24 dagen
Voedsel
Smienten eten jonge scheuten, bladeren, knoppen, zaden, insecten, weekdieren en andere kleine waterdieren. Pullen zijn in het begin sterk afhankelijk van dierlijk voedsel.
Voorkomen
De smient is als broedvogel zeldzaam in Nederland, maar als wintergast talrijk. De populatie steeg in de tweede helft van de 20e eeuw tot ca. 800.000 exemplaren. Momenteel ligt het wintermaximum op 600.000–700.000 vogels. Deze lichte afname komt mogelijk doordat meer vogels noordelijker overwinteren.
Flyway
De smient behoort tot de East-Atlantic Flyway. Ze broeden van IJsland tot West-Siberië en overwinteren rond de Noordzee. In de winter verblijft ca. 50% van de flyway-populatie in Nederland.
Bejaging
Tot 1999 mocht op smienten worden gejaagd. Sindsdien is de jacht verboden, maar ontheffingen voor schadebestrijding worden sinds 2003/04 verleend. In 2007/08 zijn er bijvoorbeeld 22.648 smienten geschoten bij verjaagacties.
Bronnen
- IJsseling, M.A. (1980). Thieme’s Vogelatlas
- Montizaan & Siebenga (2010). WBE-Databank
- Šťastný, K. (1991). Watervogels
- Faunabeheerplan Smient 2014-2019