Q&A CBS-wildtellingen
Vraag en antwoord
Hoe heeft het CBS de tellingen beoordeeld?
Het CBS heeft de richtlijnen in het wildtelprotocol van de Jagersvereniging vertaald naar een aantal strikte toetsingscriteria. Alleen tellingen die zowel ’s ochtends als ’s avonds tijdens de schemerperiode zijn uitgevoerd zijn meegenomen door het CBS. Bovendien zijn alleen telgebieden die binnen twee uur geteld zijn en telgebieden kleiner dan 200 hectare geldig volgens het CBS. Vooral bij dat laatste criterium plaatst de Jagersvereniging vraagtekens, zoals verderop in deze tekst wordt toegelicht
Waarom vallen er zoveel tellingen af?
Meer dan de helft van de WBE telgebieden is groter dan 200 hectare. Deze telgebieden zijn ongeldig omdat ze boven de drempelwaarde vallen. De Jagersvereniging is van oordeel dat deze waarde te strikt is en bovendien afwijkt van de instructies in het protocol. Het protocol schrijft namelijk voor dat telgebieden een dusdanige omvang moeten hebben dat ze in ca. 1 uur geteld kunnen worden; besloten gebieden zijn kleiner en open gebieden groter. Helaas is geen gehoor gegeven aan onze oproep om ook de eigenschappen van het terrein mee te wegen in het bepalen van een bovengrens. Daarmee zijn we dus genoodzaakt om sommige bestaande telgebieden te verkleinen.
Hoe voorkomen we dat aanpassing van telgebieden leidt tot trendbreuk?
De WBE-tellingen vormen een belangrijke onderbouwing voor provinciaal faunabeleid. Bij wijzigingen van telgebieden moet de trend dus goed bewaakt worden. Door te zorgen dat kleinere telgebieden in hun geheel binnen bestaande grote telgebieden vallen, kunnen we zowel de bestaande trends behouden als naar de toekomst toe voldoen aan de criteria. Over wat dat precies betekent voor u wordt uw WBE de komende periode nader geïnformeerd door de Jagersvereniging in een maatwerk rapportage.
Hoe heeft het CBS de trends beoordeeld?
Het CBS hanteert drie criteria voor de beoordeling van provinciale trends. Ten eerste, de robuustheid; Zijn er voldoende geldige tellingen om een trend te kunnen bepalen? Voor de provincies Utrecht, Groningen en Flevoland oordeelt het CBS dat er geen robuuste trends kunnen worden bepaald. Ten tweede, de plausibiliteit of geloofwaardigheid van de trend. Hierbij plaats het CBS vraagtekens bij de trend in Zuid-Holland en Drenthe omdat de trends niet overeenkomen met die uit het meetnet Dagactieve Zoogdieren. Tot slot, de representativiteit; Hoe goed zijn telgebieden verspreid over bijvoorbeeld de verschillende biotopen. Deze laatste, en meest prangende vraag is nog niet beantwoord en moet in een vervolgtraject aan bod komen.
Waarom zijn de tellingen uit Utrecht, Groningen en Flevoland niet meegenomen?
In de eindfase van dit traject werd alsnog besloten om alleen tellingen die volgens het wildtelprotocol zijn uitgevoerd mee te nemen. Ondanks de inzet van de Jagersvereniging bleek het CBS niet bereid om ook tellingen die volgens andere landelijke protocollen zijn uitgevoerd te toetsen. Daarmee zijn de WBE-dekkende tellingen uit Utrecht, Flevoland en de meeste WBE’s in Groningen dus niet meegenomen in de toetsing. Dit is zeker gezien de jachtsluitingen in Utrecht en Groningen een moeilijk verteerbaar besluit. De Jagersvereniging heeft dit probleem ook aangekaart bij het ministerie van LVVN en blijft zich onverminderd inzetten voor erkenning van de tellingen in deze drie provincies.
Waarom heeft het CBS geen trend bepaald voor Zuid-Holland en Drenthe
WBE-tellingen in Zuid-Holland en Drenthe leveren een andere hazentrend op dan de DAZ-tellingen. Dat betekent niet dat de WBE trend niet klopt, maar wel dat nader onderzoek naar de oorzaak van dit verschil gewenst is. In Zuid-Holland zien we bijvoorbeeld dat de DAZ-tellingen zich concentreren op de duinen terwijl de WBE-tellingen ook het hazenrijke groene hart beslaan. De WBE-tellingen nemen dus meer hazenrijke gebieden mee en tonen ook een positievere populatieontwikkeling dan de DAZ-tellingen. Dit onderstreept het belang om de ligging van de telgebieden van beide meetnetten te onderzoeken en te wegen voordat de betrouwbaarheid van de trend kan worden beoordeeld.
Waarom zijn alleen de tellingen uit de periode 2013-2024 getoetst?
In 2013 heeft het CBS al eens de tellingen van de WBE’s getoetst. Toen was de conclusie dat de tellingen niet bruikbaar waren omdat tellingen niet per telgebied, maar per totale WBE werden geregistreerd. Vanaf 2013 is daarom gestart met de registratie van tellingen per telgebied. Deze gegevens heeft de Jagersvereniging aan het CBS geleverd.
Waarom neemt de trend in Friesland af?
Twee jaar geleden zijn in Friesland veel nieuwe telgebieden aangemaakt. Op verzoek van de FBE zijn daarbij ook type habitats meegenomen die voor die tijd nog niet of minder werden geteld. Zo zijn er bijvoorbeeld meer telgebieden bijgekomen in bebouwd gebied. Tegelijkertijd zijn vooral tellingen uit het open agrarische en hazenrijke Noordelijk Zeekleigebied uitgesloten bij de toetsing. Het gemiddeld aantal getelde hazen in Friesland is daarmee afgenomen. Dit is in principe geen probleem omdat er gecorrigeerd kan worden voor de verschillende type biotopen. Dat is het doel van de volgende fase van het project waarbij we de representativiteit per biotoop mee zullen wegen.
Zijn de tellingen van het meetnet Dagactieve Zoogdieren ook getoetst?
Nee, het CBS heeft uitsluitend gekeken naar de tellingen van de WBE’s. Daarmee geeft dit traject geen nieuwe inzichten in de provinciale trends van het DAZ. Wel is nogmaals bevestigd dat er geen weging van de verschillende biotopen plaatsvind binnen de provinciale meetnetten. Daarmee telt elk telgebied dus even zwaar en is de verspreiding van telgebieden over verschillende biotopen van invloed op de trend.
Wordt het agrarisch gebied eerlijk meegenomen in de trends?
Dit is een belangrijke vraag omdat de agrarische, hazenrijke gebieden ondervertegenwoordigd zijn binnen het NEM meetnet. Dit onderstreept het belang om ook de tellingen van de WBE’s mee te nemen in beleidskeuzes over de jacht. Helaas zien we dat in verschillende regio’s de WBE-tellingen uit het open, agrarische landschap niet door de filters zijn gekomen. Dit geldt in het bijzonder voor de gehele provincie Utrecht, een van de meest hazenrijke provincies van Nederland. Het geldt bijvoorbeeld ook voor het hazenrijke zeekleigebied in Friesland. Dit probleem heeft de Jagersvereniging uiteraard goed onder de aandacht gebracht zowel binnen het projectteam als richting het ministerie van LVVN.
Waarom zijn de trends van de vogelsoorten op de wildlijst niet gevalideerd?
Hoewel de opdracht vanuit het ministerie van LVVN alle wildsoorten betrof, lag de focus van het CBS in dit traject op haas en konijn. Wel zijn de trends van houtduif, fazant en wilde eend vergeleken met de BMP broedvogeltrends van Sovon. Hierover concludeert het CBS dat er weinig overeenstemming is tussen de aantalstellingen van de WBE’s en de territoriatellingen van Sovon. En dat is niet verrassend, want het doel van beide meetnetten is ook verschillend. Waar Sovon uitsluitend broedende vogels in kaart brengt, richten de WBE’s zich op alle individuen van deze drie soorten. Ook niet broedende vogels kunnen immers schade veroorzaken.
Wie gaat straks beoordelen of de trends betrouwbaar zijn?
Binnen het NEM zijn de landelijk coördinatoren van de meetnetten verantwoordelijk voor de ecologische toetsing. Omdat het ministerie streeft naar een gezamenlijke trend voor hazen en konijnen, ligt deze verantwoordelijkheid bij de Jagersvereniging en de Zoogdiervereniging. De Jagersvereniging heeft hierbij aangedrongen op het belang van objectieve criteria, waarbij vooral de verspreiding van telgebieden over verschillende biotopen – inclusief het agrarische gebied – goed onderzocht en meegewogen wordt.
Wat betekent deze uitslag voor de opening van de hazenjacht?
De Jagersvereniging betreurt het ten zeerste dat de tellingen uit Utrecht en Groningen niet zijn getoetst en de trends niet zijn weergegeven in de rapportage. In Limburg, en de meeste andere provincies zien we in ieder geval matige tot sterke toename in de hazentrend, niet alleen binnen de WBE tellingen maar ook in de DAZ-tellingen. Daaruit blijkt dat het goed gaat met hazen in Nederland en komt de basis voor de inperking van de jacht te vervallen.