06:33
20:41
Nachtmodus

Zwanenmeer – Column Oswin Schneeweisz

De pas de deux van de Zoogdiervereniging en de Dierenbescherming werd al een struikelpartij voordat de dansers goed en wel aan hun pirouette begonnen waren. Minister Schouten plaatste het haas en broer konijn weliswaar op de rode lijst, maar ging niet akkoord met een oproep voor een verbod op de jacht. De poging om van het haas een zeldzame zwarte zwaan te maken was daarmee gestrand. Het schouwspel dat eraan voorafging is helaas symptomatisch voor de wijze waarop tegenwoordig over de kleinste kruimel de grootste ophef kan ontstaan. Daar heb je geen trollenleger uit een schimmige fakenieuws-fabriek uit Rusland voor nodig. Een paar vogelaars en dierenbeschermers uit Druten of Dreumel – die getuige de betaalbutton onder de schiettentcampagne op de site van de Dierenbescherming – geld willen binnen harken, volstaat.

‘Konijn en haas op rode lijst met bedreigde diersoorten’, kopte de NOS. Vrijwel onmiddellijk barstte in Den Haag het gekrakeel los en riep een meerderheid in de Kamer op tot beëindiging van de jacht. Je trekt ergens aan een touwtje en elders gaan de poppen dansen: zo werkt dat. Zeker in een land waar gevestigde media het publiceren van persberichten verwarren met journalistiek. Waarom niet meteen, in de eerste berichtgeving van de NOS, duiding en perspectief aangebracht? Het lijkt zo ondertussen schering en inslag. Redacties gaan niet zelf op zoek naar het tegengeluid, maar publiceren eerst een persbericht en wachten vervolgens tot de tegenpartij zich meldt. Zo wordt de journalistiek onvermijdelijk tot verlengstuk van pr-managers. Het tegengeluid kwam in dit geval onder meer van de Jagersvereniging die terecht pleitte voor een onafhankelijk orgaan dat zich bezighoudt met de rode lijst. Want om je nou te baseren op die paar hazen die toevallig het pad van een paar vogelaars kruisen (de Zoogdiervereniging baseerde zich op tellingen van het Netwerk Ecologische Monitoring en waarnemingen van broedvogeltellers), de WBE-tellingen te negeren, en om het Nederland van 1950 als vergelijkingsmateriaal te nemen: het is allemaal willekeur. En het plaatst grote vraagtekens bij de rol van de Zoogdiervereniging, die altijd zo prat gaat op haar onafhankelijkheid.

Op 3 november kwam de Zoogdiervereniging met het nieuws naar buiten en een dag later startte de campagne van de Dierenbescherming. Dat is op zijn minst verdacht. En voor een club die, getuige het jaarverslag van 2019, vijf miljoen uitgeeft aan voorlichting en beleidsvorming, verwacht je iets beters dan zo’n armetierig schiethutje in het bos waar (in het filmpje) voor ‘elk wat wild’ wordt aangeboden om af te knallen. Nou weet ik wel, de een zijn dood is de ander zijn brood. Maar dat de overheid jaarlijks twee miljoen subsidie geeft (formeel voor het in stand houden van de dierenambulance) aan een club die op grove wijze een bevolkingsgroep demoniseert, dat is onbestaanbaar. Misschien moeten we maar afspreken dat in het vervolg de vissers de vogels gaan tellen. Dan kunnen de vogelaars de zoogdieren tellen en de zoogdiertellers de vissen. Dan kunnen wij weer gaan doen waar we goed in zijn: jagen, schadebestrijding en populatiebeheer. Want waarom zouden wij jagers nog jaarlijks tellen als er met die gegevens toch niets wordt gedaan?

*Deze column verscheen in De Jager december 2020

  • Delen: