06:35
20:40
Nachtmodus

Haas en konijn & de wildlijst

Motie Rode Lijst of de politisering van de ecologie

Onlangs werd een motie om haas en konijn van de wildlijst te halen met meerderheid van stemmen aangenomen. Maar wat is de status van zo’n motie en hoe serieus moeten we die rode lijst nemen? Een driegesprek met Laurens Hoedemaker (directeur Jagersvereniging), Jeroen Vorstman (ecoloog Jagersvereniging) en Jeroen Hoefnagels (jurist Jagersvereniging).

Door Oswin Schneeweisz

Waar begint het verhaal van een diersoort? In het nest waar het jong wordt uitgebroed of geboren, zou je denken. Maar misschien begint het wel bij het einde van de levensreis: als het laatste exemplaar van een soort onder een auto loopt of door een predator wordt opgegeten. Misschien begint het wel helemaal niet in de natuur, maar ergens in een kantoor in Brussel of Den Haag, waar ijverige ambtenaren op basis van ecologische adviezen de soort aan een lijst toevoegen. Lijsten zijn er genoeg. Er is de lijst van de Europese Unie (de IUCN-lijst) en dan hebben we in Nederland nog de lijst van invasieve exoten, de lijst van huis- en hobbydieren, de wildlijst, de vrijstellingslijst en de Rode Lijst. We zijn dol op lijstjes, niet alleen omdat ze orde in de altijd veranderende chaos van de natuur brengen. Vooral ook omdat ze beleidsmatig en politiek handig zijn.

Linneaus

Onze hedendaagse obsessie met lijstjes begon met de aartsvader van het categoriseren: Carl Linneaus.  In 1735 publiceerde hij één van zijn belangrijkste werken: de Systema Naturae. De volledige titel was Systema naturae per regna tria naturae, secundum classes, ordines, genera, species, cum characteribus, differentiis, synonymis, locis (Indeling van de natuur in drie natuurrijken en in klassen, ordes, geslachten en soorten; met kenmerken, verschillen, synoniemen en plaatsen). In dit werk beschrijft hij dieren, planten en mineralen. Hij verdeelde ze in viervoeters (inclusief de mens),  vogels, amfibieën (reptielen en amfibieën), vissen (inclusief walvissen), insecten (geleedpotigen) en wormen (alle overige ongewervelden; inclusief kwallen en inktvissen) en voorzag de soorten van een (dubbele) naam. Zonder het werk van Linneaus hadden we vandaag de dag geen lijst kunnen maken.

Criteria

De lijst der lijsten in onze tijd is ongetwijfeld de IUCN Rode Lijst van bedreigde soorten. Het is de meest uitgebreide en meest gebruikte informatiebron over de status van dier- en plantensoorten over de hele wereld. De lijst wordt samengesteld aan de hand van een objectief systeem voor de beoordeling van het risico op uitsterven van een soort. Soorten worden beoordeeld volgens een gestandaardiseerd proces met strenge categorieën en criteria.

Die IUCN Rode Lijst moet je vooral niet verwarren met de Nederlandse Rode Lijst waar onlangs het haas en het konijn aan werden toegevoegd. Dat betreft namelijk een lijst die wordt samengesteld door diverse belangenverenigingen, zoals Vogelbescherming, Sovon en Zoogdiervereniging.

Ook moeten de criteria van de Nederlandse Rode Lijst niet worden verward met de criteria van de wildlijst. Een soort kan én op de Nederlandse Rode Lijst staan én voldoen aan de criteria van duurzame benutting. De soorten haas en konijn staan op de Nederlandse Rode Lijst omdat de situatie voor deze soorten wél een verandering heeft laten zien ten opzichte van 1950, het referentiejaar dat bij de Nederlandse Rode Lijst wordt gebruikt. Tegelijkertijd zijn haas en konijn op basis van de criteria van de wildlijst bejaagbaar omdat beide soorten talrijk en wijdverspreid in Nederland voorkomen.

Zwaktebod

Wat betreft de Nederlandse Rode Lijst. ‘Een groot zwaktebod van die lijst’, zegt Laurens Hoedemaker (directeur van de Jagersvereniging), ‘is het referentiejaar 1950. Dat maakt de lijst eigenlijk alleen geschikt voor campagnes van allerlei clubs die er belang bij hebben om te roepen dat het slecht gaat met de natuur in Nederland omdat ze bijvoorbeeld meer geld willen voor natuurherstel en natuurverbetering. 1950 is een volkomen onrealistisch ijkpunt. Toen hadden we hier nog maar 10 miljoen mensen en een compleet andere landbouw. De Europese Rode Lijst is veel realistischer die kijkt ongeveer 10 jaar terug of – voor diersoorten die een wat langzamere generatiewisseling hebben – minimaal drie generaties. Dan is het een instrument om te monitoren of het beter gaat of slechter gaat met bepaalde diersoorten.’

Tellingen

Jeroen Hoefnagels, jurist van de Jagersvereniging: ‘De Nederlandse lijst is niet realistisch en houdt geen rekening met de dynamiek van de samenleving. De Nederlandse lijst zou dezelfde criteria moeten hanteren als IUCN.’

Jeroen Vorstman, ecoloog van de Jagersvereniging: ‘De nieuwe rode lijst is gebaseerd op een aantal basisrapporten en gegevens uit het NDFF (Nationale Databank Flora en Fauna). Dat zijn gegevens die bijvoorbeeld door vogeltellers worden aangeleverd, die af en toe weleens een haas zien. Maar dat is bijvangst en totaal niet representatief. Ik ben zelf een van die tellers en ik weet dus uit de praktijk hoe dat gaat. Als je overdag broedvogels moet tellen tel je broedvogels en vink je een toevallig voorbijkomende haas eventueel aan. Het is geen gerichte telling. Hoewel hazen door de Zoogdiervereniging gerekend worden tot de dag-actieve zoogdieren, zien wij dat hazen op heel veel plekken juist in de schemering en ’s nachts actief zijn. Geen wonder dat je er overdag weinig ziet. Je mag ook alleen tellen wat je ziet, dus sporen en dergelijke mag je als vogelteller niet meenemen. En als je kijkt naar de telpunten zie je een paar grote witte vlekken, onder meer het Groene Hart. En dat is bij uitstek een van de gebieden waar veel hazen en konijnen zitten.  Op zijn minst zouden dan ook de telgegevens van de jagers in de NDFF opgenomen moeten worden. We zijn daar momenteel met NDFF over in contact.’

Hoefnagels: ‘Het maakt maar weer eens duidelijk hoe belangrijk het is dat jagers hun jaarlijkse tellingen doen. Alleen zo kunnen we laten zien dat de Nederlandse Rode Lijst wat betreft sommige wildsoorten niet deugt. En bovendien is plaatsing van de soort op de wildlijst nog iets anders dan de rode lijst. Haas en konijn voldoen nog steeds aan de criteria van de wildlijst. Ze  zijn namelijk nog wijdverspreid en komen algemeen voor. Daar is zeker de laatste 10 jaar niets aan veranderd.’

Onwetenschappelijk

De populatie van haas is al 20 jaar stabiel. Dat heeft de Zoogdiervereniging tien jaar geleden zelf aangegeven. Wat is er dan in die tien jaar veranderd?  Hoedemaker: ‘Niks. Het is dus een uiterst merkwaardige conclusie om nu het tegendeel te beweren. En het vervelende is dat wij niet weten wat de brongegevens zijn die de Zoogdiervereniging hanteert van het referentiejaar 1950.’

Vorstman: ‘In de oude lijst van 2006 werd het haas nog gekenmerkt als ‘tnb’ (thans niet bedreigd). In 2020 staat ‘ie opeens op gevoelig. Dat kan ik niet rijmen met elkaar. Zeker niet aangezien die lijsten reconstructies betreffen op basis van nieuwe analysemethodes. Ze reconstrueren de oude lijst, maar geven geen helderheid over die nieuwe analysemethode. Dat is op zijn minst zeer onwetenschappelijk.’

Hoefnagels: ‘Ook heeft de minister aangegeven dat plaatsing van de soort op de lijst als gevoelig geen consequenties zou hebben voor de bejaagbaarheid.’

Eigendomrecht

De Jagersvereniging wil, mocht het zover komen, een verbod aanvechten op juridische gronden: namelijk een inbreuk op het eigendomsrecht. Is dat niet een beetje ver gezocht? Dat elk vogeltje dat toevallig ergens in een boom zit het eigendom van de grondeigenaar zou zijn lijkt een recht uit lang vervlogen tijden?

Hoefnagels: ‘Dat is het zeker niet. Het eigendomsrecht hoort nog bij deze tijd. Jacht is een onderdeel van natuurbeheer en het jachtrecht is een onvervreemdbaar onderdeel van het eigendomsrecht. De eigenaar heeft, mits niet verpacht of verhuurd, het vruchtgebruik van de grond en daar valt de jacht ook onder. Een overheid mag dit eigendomsrecht niet zomaar inperken: het Europees verdrag van de Rechten van de Mens beschermt hier tegen. Een inperking mag alleen als er een zwaarwegend maatschappelijk belang is, en doordat het met deze diersoorten nog goed gaat, valt dit niet te onderbouwen.’

Hoedemaker: ‘Wij hebben eens keer op de achterkant van een sigarendoosje berekend hoeveel het zou kosten als je de grondeigenaar financieel zou moeten compenseren: 10 miljoen euro per jaar, als je uitgaat van de jachtpacht die bijvoorbeeld Staatsbosbeheer hanteert.  Daarnaast is de kleinwildjacht voor veel jagers de grondslag om een veld te pachten, te onderhouden en daar beheer en schadebestrijding te doen. Als die kleinwildjacht wegvalt denk ik dat veel jagers zeggen: ‘Zak er maar in’. Jagers besteden echter heel veel uren op vrijwillige basis aan het verzorgen van het veld en het verbeteren van de biodiversiteit. Onder meer door het plaatsen van broedkorven of het aanleggen van wildakkers en inzaaien van akkerranden. Uit het rapport De waarde van de jacht: Ruim 27.000 jagers leveren aan onze samenleving diensten die gelijk staan aan een jaarlijks bijdrage van bijna 604 miljoen Euro. De vrijwillige tijdsinzet is bijna 13.000 FTE per jaar. Dat valt dan allemaal weg.’

Bommetje

De motie werd als een bommetje gelanceerd in het recente Kamerdebat over de weidevogels. Een strategisch goed getimed moment, een verrassingsaanval waarop niemand was voorbereid. ‘Het heeft ons wel en niet verrast’, zegt Hoedemaker. ‘Niet, omdat de PvdD altijd op het vinkentouw zit om alles wat met jacht te maken heeft in te perken. Wel, omdat er plotsklaps door de draai van D66 een Kamermeerderheid was die de motie steunde. Eerst waren ze tegen en nu stemden ze opeens voor. De minister had al aangegeven dat ze het geen verstandige motie vond en het is de regel dat de coalitiepartijen dat advies van de minister volgen. D66 heeft echter besloten dat advies te negeren. Daarmee gaat men in tegen de wens van de achterban die juist voor uitbreiding van de wildlijst is, zoals uit onderzoek door Zest Marketing in opdracht van de Jagersvereniging uit 2019 bleek.’

Toch vragen sommige jagers zich af of de Jagersvereniging heeft zitten slapen?  Hoedemaker: ‘Nee, tegen dit soort verrassingstactieken kun je je moeilijk wapenen. De Partij voor de Dieren heeft dit eerder gedaan. Tijdens het stikstofdebat probeerden ze plotseling een amendement in te dienen om haas en konijn van de wildlijst te krijgen. Op het moment dat de motie werd ingediend hebben we meteen D66 geïnformeerd dat die motie onnodig en onuitvoerbaar is. We hebben dus zeker niet zitten slapen. Nu kiezen we ervoor om op de achtergrond actief te zijn. De minister heeft immers al aangegeven welke lijn ze wil volgen en kan de motie naast zich neerleggen. En de uitvoering van de motie vereist een wetswijziging terwijl we nu een demissionair kabinet hebben. Er is dus geen politieke urgentie. De kans dat de minister deze motie gaat uitvoeren is heel klein. Dan hebben we niet veel te winnen bij veel publiciteit. Het enige dat we dan bereiken is dat we de indieners van de motie steeds een extra platform geven om te reageren.’

Hoefnagels: ‘De inzet zal vooral zijn om na de verkiezingen de woordvoerders van de diverse partijen en de toekomstige minister goed te informeren.’

Je kunt je afvragen of dit niet een duidelijk voorbeeld is van de politisering van de ecologie? ‘Ja’, zegt Jeroen Vorstman. Vorstman: ‘Zo’n nationale rode lijst kan een goed middel zijn om de vinger aan de pols te houden, maar dan moet hij ook betrouwbaar zijn en dus in overeenstemming zijn met de criteria van de internationale rode lijst. Die geeft een veel realistischer beeld.’

Groene Lijst

Hoedemaker: ‘Misschien moet er wel een Groene Lijst komen? Sterker nog: wij zullen als Jagersvereniging het initiatief gaan nemen voor een Groene Lijst. Een lijst waarop staat met hoeveel soorten het ook hartstikke goed gaat, onder meer dankzij het beheer van jagers. Daarnaast zijn we met het Ministerie van Landbouw in gesprek over de oprichting van een Adviesraad Jacht. Zo’n raad functioneert in Denemarken heel goed. Die raad – bestaande uit afgevaardigden uit de jagerswereld, maar ook dierenbescherming en LTO – adviseert over de 42 wildsoorten die we in Nederland hebben. Uitgangspunt is dat ze allemaal op de wildlijst staan. Een keer in de vijf jaar wordt dan elke wildsoort die in Nederland voorkomt opnieuw beoordeeld en wordt gekeken naar de stand, de aantallen, de schade en de verspreiding. Op basis van objectieve en onafhankelijke gegevens wordt de minister van landbouw dan geadviseerd om wel of niet een jachtseizoen voor de betreffende soort in te stellen, wel of geen quotum toe te voegen en de afschotperiode te bepalen. Dan vallen al die wildsoorten onder de zorgplicht van de jager en kun je rekening houden met het maatschappelijke draagvlak. Dan heb je een modern, democratisch en functionerend systeem.’