Kolgans
Naamgeving
Kolgans (Anser albifrons). E: White-fronted goose, D: Blässgans, F: Oie rieuse
Uiterlijk
Kolganzen zijn kleinere grijsbruine ganzen met een karakteristieke bles op de snavel en zwarte strepen op de borst. Bij jonge vogels is de witte bles nauwelijks ontwikkeld en ontbreken de zwarte strepen. Kenmerkend is het vrolijke jubelende geluid dat al op grote aftand is te horen.
Lengte: mn 70 cm en vr 65 cm
Vleugellengte mn 42 cm en vr 40 cm
Gewicht mn 2500g en vr 2300 g
Biotoop en leefwijze
De kolgans komt in Nederland vooral voor als wintergast en verblijft veelal in graslanden in een waterrijke omgeving, zoals in het rivierengebied en in Zuidwest-Friesland. Maar ook akkers met wintergranen worden niet geschuwd. Ze verblijven vaak in grote groepen van soms duizenden ganzen. ‘s avonds trekken ze meestal naar slaapplaatsen waar ze de nacht doorbrengen om ‘s ochtends weer naar de foerageergebieden te trekken. Afhankelijk van de weercondities kunnen er met het invallen van koude of dooi grote verplaatsingen plaatsvinden. Kolganzen worden in Nederland in toenemende mate als broedvogel vastgesteld. Breodgebieden bevinden zich in de nabijheid van open water en moeras langs de groet rivieren, rond de Biesbosch en in zuidoost Friesland.
Ruiperiode
Juni ‐ begin juli
Broedwijze
Semikoloniaal ‐ koloniaal
Van der Jeugd et al. gaf in 2006 aan dat de kolgans als broedvogel in Nederland nog schaars was en meestal ging het om solitaire of enkele broedparen. In 2008 constateerde Schoppers dat de nesten geconcentreerd lagen: de tussenliggende afstand betrof soms slechts enkele meters.
Voortplanting
Aantal legsels: 1
Aantal eieren: 4-6 witte eieren
Broedduur: 27-28 dagen
Broedperiode: Begin april ‐ half juni
Uit een onderzoek naar broedende kolganzen bij Olburgen werd het eerste ei gevonden op 1 april. Het hoogst aantal nesten werd geconstateerd eind mei en de broedperiode liep tot half juni. In Zuid‐Holland valt de broedperiode tussen eind april en begin juni.
Voedsel
Voornamelijk grassen, wintergraan, maar ook zaden en worteldelen.
Voorkomen
De kolgans is in alle provincies van Nederland te vinden maar overwintert vooral langs de grote rivieren en in Zuidwest Friesland en Zuid-Holland.
Bejaging
In 1999 is de jacht op de kolgans gesloten. Afschot was vanaf dat moment alleen toegestaan in bijzondere gevallen. Vanaf 2003 zijn er in het kader van schadebestrijding op kwetsbare landbouwgewassen weer kolganzen geschoten op basis van door de provincies verleende ontheffingen. In de seizoenen 2003/04, 2004/05 zijn respectievelijk 8.218 en 9.845 kolganzen geschoten. Na 2005, toen de overheid heeft gekozen voor een gebiedsgerichte aanpak is het afschot toegenomen. In het seizoen 2007/08 werden 42.081 kolganzen geschoten. Het aantal hier overwinterende kolganzen bedroeg dat seizoen 821.300.
Literatuur
- van Dorst (2011). Teldata en methode voor overzomerende ganzen in Nederland. Wageningen University, Stagerapport, Wageningen.
- Koffijberg, K., Voslamber B. & Van Winden E. (1997) Ganzen en zwanen in Nedlerand: overzicht van pleisterplaatsen in de periode 1985-94. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen.
- Lensink et al. (2010) Faunabeheerplan zomerganzen Zuid-Holland. Hoofddocument bij zeven regioplannen. Rapportnr 09-115. Provincie Zuid-Holland & FBE Zuid-Holland.
- LNV (2007) Handreiking voor beleid ten aanzien van overzomerende ganzen. Richtlijnen voor provincies en faunabeheereenheden ten aanzien van overzomerende ganzen. Ministerie van LNV.
- Montizaan, M.G.E. & Siebenga, S. (2010). Wbe-Databank – populatie- en afschotcijfers. Nieuwsbrief 8. Amersfoort, Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging.
- Schopper, J. (2009) Succesvol broedende Kolganzen bij Olburgen in 2008. Vlerk 26(4) 128-135.